27253 |
timmerman |
timmerman:
timǝrman (Q074p Kortessem),
timǝrmā.n (Q074p Kortessem)
|
Ambachtsman die het timmeren als beroep uitoefent. Tot zijn werkzaamheden behoren het vervaardigen van dakconstructies en balklagen in huizen en het maken van trappen, kozijnen, ramen en deuren. Als aanduiding voor de vakman wordt zowel de benaming timmerman als schrijn(en)werker gebruikt. Schrijnwerker is meer verspreid in Belgisch Limburg, schrijnenwerker in het zuiden van Nederlands Limburg. Wanneer er een onderscheid tussen timmerman en schrijn(en)werker wordt gemaakt, dan duidt de eerste term eerder een vakman aan die timmerwerk in de bouw verricht. Dit is onder meer het geval in Ottersum (L 163), Posterholt (L 387), Geulle (Q 18) en Bilzen (Q 83). De schrijnwerker richt zich dan vooral op het maken van trappen, deuren en ramen. Het woordtype schrijner, dat in het zuidoostelijke deel van het gebied gebruikelijk is, is een algemene benaming voor de timmerman. De vakman die timmerwerk op de bouw verricht, wordt daar ɛbouwschrijnerɛ genoemd.' [N 55, 164a; N 55, 165; RND 6; L 34, 19a; L B1, 115; monogr.]
II-12
|
24255 |
tochtig |
redig:
rīx (Q074p Kortessem),
willig:
welǝx (Q074p Kortessem)
|
Geslachtsdrift vertonend, gezegd van de koe. [N 3A, 29; N C, 4a; JG 1a, 1b; Gwn V, 3; monogr.; add. uit N 3A, 21; N 3A, 9b] || Geslachtsdrift vertonend, gezegd van het vrouwelijk schaap. [N 19, 70a; N C, 4b; JG 1a, 1b, 1c, 2c; monogr.]
I-11, I-12
|
21565 |
toegangsprijs |
ingangsprijs:
den eingangsprijs is eene frang (Q074p Kortessem),
ijngangsprijs is enne fran (Q074p Kortessem)
|
De toegangsprijs is een frank. [ZND 36 (1941)]
III-3-1
|
19663 |
toilet |
huisje:
høͅskə (Q074p Kortessem)
|
w.c.
III-2-1
|
33594 |
tomaat |
tomaat:
tommat (Q074p Kortessem),
təma.tə (Q074p Kortessem)
|
tomaten (pl) [Goossens 1b (1960)]
I-7
|
22658 |
toneelspel |
komedie:
Hèt sje al kòte vörre komeede in Vlùrmól: Hebt ge al kaarten voor de toneelopvoering in Vliermaal?
komeede (Q074p Kortessem),
komediestuk:
Sub droôk: draak. Zoe nen droôk van e kemeedestùk: Het toneelstuk was ouderwets en drakerig.
kemeedestùk (Q074p Kortessem)
|
Toneel. || Toneelstuk.
III-3-2
|
17727 |
tonen |
tonen:
tuine (Q074p Kortessem)
|
tonen
III-1-1
|
17620 |
tong |
tong:
zən toŋ is oəngəloə (Q074p Kortessem)
|
Zijn tong is aangeladen [ZND 32 (1939)]
III-1-1
|
29108 |
tornen |
uitroffelen:
ǭtrø̜fǝlǝ (Q074p Kortessem)
|
De naad of steken losmaken en uithalen. [N 62, 22; A 4, 27b; L 20, 27b; Gi 1.IV, 20; MW; S 38]
II-7
|
23159 |
touwtjespringen |
koordjespringen:
Sub spreinge: De keinger zèn aon keuidsje spreinge: De meisjes zijn meet de springkoord aan t springen.
keuidsje spreinge (Q074p Kortessem)
|
Met de springkoord springen.
III-3-2
|