e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kortessem

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
troosten; troost troost: tró’s (Kortessem) troost III-1-4
tros vruchten koppel: koebbel (Kortessem), ku.bəl (Kortessem) tros [ZND 32 (1939)] I-7
trouwboekje trouwboek: trôuwbóek (Kortessem) trouwboekje III-2-2
trouwen trouwen: trôuwe (Kortessem) trouwen III-2-2
trouwkostuum bruidegom trouwkostuum: trôuwkestum (Kortessem) trouwkostuum III-2-2
trouwring trouwring: trôewreink (Kortessem) trouwring III-2-2
trui vareuse (fr.): syn. Golf, pul, wômes.  varuis, veruis (Kortessem), wambuis: wômes (Kortessem) pull-over: trui, meestal met lange mouwen, die over het hoofd aangetrokken wordt || trui: trui met lange mouwen die over het hoofd aangetrokken wordt, soms ook met knoopjes III-1-3
tuberculose tering: teëring (Kortessem) tering, tuberculose [tbc] III-1-2
tuieren tuieren: tø̜̄rǝn (Kortessem) Een koe of geit laten grazen aan een touw dat met een paal in de grond bevestigd is. Men doet dit om het af te grazen stuk grasland te beperken. [N 3A, 14h; N 14, 71; L 27, 5; A 17, 20; JG 1c, 2c; Vld.; monogr.] I-11
tuierpaal tuierhout: tø̄rhǭt (Kortessem), tuierpag: tø̜̄rpax (Kortessem) De tuierpaal is een houten of ijzeren paal die men met de tuierhamer in de grond slaat en waaraan de koe of geit wordt vastgebonden. [N 14, 72 en 73a; N 3A, 14h; JG 1c, 2c; L 40, 21a; L B2, 286; A 17, 20; monogr. add. uit N 14, 71] I-11