28505 |
zwermen |
zwermen:
zwɛrǝmǝ (Q074p Kortessem)
|
Het verlaten van korf of kast van een deel van het bijenvolk onder aanvoering van een koningin. Zij gaat een nieuw volk vormen. Een dag of acht, negen, voordat de nieuwe moer of koningin uit de koninginnecel komt, verdwijnt de oude moer met een deel van het volk. De moer wordt door de werkbijen wat meer voor het vliegen geschikt gemaakt door haar enorme legtempo wat te temperen. Dit doen ze door het eiwitrijke voedsel, dat de moer anders krijgt, wat te minderen. Het zware achterlijf slinkt dan in en de moer krijgt krachten om de vleugels te kunnen uitslaan of anders gezegd om te kunnen zwermen. [N 63, 29a; S 3; L 1a-m; JG 1a+1b; Ge 37, 99; monogr.]
II-6
|
22032 |
zweven |
zweven:
zweve (Q074p Kortessem)
|
Hoe benoemt U allerlei vormen van vliegen: zweven, planeren? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
19301 |
zwoegen |
belsen:
pejoratieve betekenis: overhaasten
belsə (Q074p Kortessem),
hengsten:
hengse (Q074p Kortessem)
|
hard werken || wroeten (hard werken) [ZND B1 (1940sq)]
III-1-4
|
21113 |
zwoord |
zwaard:
zwōͅs (Q074p Kortessem),
zwōͅx (Q074p Kortessem)
|
zwoerd [Goossens 1b (1960)] || zwoord (harde rand van een snede spek) [ZND B2 (1940sq)]
III-2-3
|
21456 |
één frank |
frank:
den eingangsprijs is eene frang (Q074p Kortessem),
ijngangsprijs is enne fran (Q074p Kortessem)
|
De toegangsprijs is een frank. [ZND 36 (1941)]
III-3-1
|