e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kortessem

Overzicht

Gevonden: 2675
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
de buik opensnijden opensnijden: ǭpǝsnęjǝ (Kortessem) De buik opensnijden om de ingewanden eruit te kunnen halen. [N 28, 56; monogr.] II-1
de buitenwand gladschaven gladschaven: gladschaven (Kortessem) De buitenwand van het vat met behulp van spookschaaf en schraapstaal glad maken. Het gladschaven gebeurt tijdens het vervangen van de sluitbanden door de definitieve banden of n√†dat de definitieve banden om het vat zijn aangebracht. Zie ook de lemmata ɛspookschaafɛ en ɛschraapstaalɛ in de paragraaf over het gereedschap van de timmerman.' [N E, 45b] II-12
de duigen stapelen stapelen: stapelen (Kortessem) De gekliefde duigen kruislings in een vierkant of driehoek opstapelen. Tussen de duigen onderling wordt daarbij een ruimte opengelaten, waardoor een goede ventilatie ontstaat. [N E, 14a-b] II-12
de duiven niet loslaten ophouden: ophage (Kortessem) de duiven niet loslaten? [N 93 (1983)] III-3-2
de duivenklok afstemmen op de moederklok gelijkzetten: geleek zette (Kortessem) Hoe heet het afstemmen van de klok op de tijd van de moederklok? [N 93 (1983)] III-3-2
de duivenklok gelijkzetten met de moederklok trekken: trekke van den toellet (Kortessem) het gelijkzetten van de klokken der spelers met de moederklok? [N 93 (1983)] III-3-2
de duivin in een hoekje jagen (baltsverschijnsel) hochten: op ’t hochte van de hin (Kortessem) Hoe benoemt men de volgende baltsverschijnselen van duiven: de duivin in een hoekje jagen? [N 93 (1983)] III-3-2
de eg eegd/eeg: ęi̯x (Kortessem) Het vanouds bekende, uit een raam met pinnen bestaand werktuig, waarmee akkerland oppervlakkig bewerkt wordt. Dit lemma betreft de eg in het algemeen; benamingen voor de eg naar de vorm, naar het materiaal waarvan ze gemaakt kan zijn, en naar het te verrichten werk vindt men in de volgende lemmata. Hieronder worden de typen eegde, eegd/eeg en eg onderscheiden. Onder eegd/eeg zijn dialectvarianten met en zonder dentaal bijeengezet, omdat het i.v.m. met mogelijke apocope van de dentaal niet steeds duidelijk is of ze het ene dan wel het andere type vertegenwoordigen. In verband hiermee zijn achter de plaatsnummers (soms achter de enkelvoudsvarianten) ook de opgegeven meervoudsvormen vermeld. Onder verwijzing naar het hier gemaakte onderscheid (eegde, eeg(d), eg) wordt in de volgende lemmata het betrokken woord(deel) in de typen door [eg [JG 1a+ 1b; N 11, 67; N 11A, 154a; N 15, 4; N J, 10; N P, 18a; L 33, 52; A 13, 16a; A 40, 9; Gwn 7, 3; div.; monogr.] I-2
de eg lichten (de eg) lichten: lī.xtǝ (Kortessem) De eg tijdens het eggen met de egstok optrekken, om het onkruid e.d. van de tanden af te laten vallen. Om dit te bereiken kan men de eg ook laten "dansen": bij elke tweede stap trekt men de eg van achteren een weinig naar links (of rechts), waardoor ze een zigzaggende gang krijgt. Bij de onderstaande termen is het object steeds de eg. [JG 1a; JG 1b add.; N 11, 73 add.; N 11A, 166a; div.; monogr.] I-2
de gezamenlijke balken van de eg, het egraam [eg]balken: [eg]˱bá.lǝkǝ (Kortessem) De eg bestaat uit een aantal hoofdbalken die onderling verbonden zijn door dwarsbalkjes of scheien. Tezamen vormen ze het raam van de eg. De in dit lemma opgenomen termen zijn van toepassing op de egbalken in het algemeen. Ze werden opgegeven als benaming voor zowel de hoofd- als de verbindingsbalkjes. Aan het eind van het lemma zijn een aantal voor zichzelf sprekende termen opgenomen, die betrekking hebben op het door hoofd- en dwarsbalkjes gevormde geraamte van de eg. [JG 1a + 1b; N 11, 69a + b; N 11A, 155c; monogr.] I-2