e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kortessem

Overzicht

Gevonden: 2675

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
aardappelschil schil: sxęl (Kortessem) Het velletje van de vrucht van de aardappel. [JG 1a, 1b; monogr.] I-5
aardappelstruik struik: strǫu.k (Kortessem) Het geheel van de aardappelplant of aardappelbos: wortels, stengels. bladeren en bloemen. In het lemma en op de kaart is aangetekend waar zich de opvallende monoftong /u/ bevindt in struik, terwijl men een diftong of palatalisering zou verwachten; zie Stevens 1951, 249. Voor de fonetische documentatie van de typen aardappel en patat, zie het lemma Aardappel. [N 12, 5; JG 1a, 1b; A 23, 17c; Lu 1, 17c; monogr.] I-5
aardbei aardbeer: ōͅbīər (Kortessem), aardbei: abijer (Kortessem), aardsbeer: jāsbēr (Kortessem) [DC GV (1935) M] [ZND 19A (1936)] I-7
aarden aarden: op ¯n appartement zeu ich ni koennen ôde: op ¯n appartement zou ik mij niet thuisvoelen  ôde (Kortessem), gewennen: gewènne (Kortessem), wennen: wènne (Kortessem) aarden || gewennen || wennen III-1-4
aarden knikker krutten maai: Mooie geknede lemen bolletjes werden in de broodoven gelegd om te bakken.  kroette meë (Kortessem) Knikker: Gebakken aarden knikkers. III-3-2
aarden pot aarden pot: jādǝ pǫt (Kortessem), kroeg: krux (Kortessem) Aarden pot, bleekbruin van kleur. Dorren (Valkenburgs Woordenboek) merkt op pag. 15 over de term baar op: ø̄̄Naar de grootte onderscheidt men één-, twee- en drieschildersbaren, wijl ze gemerkt zijn met één, twee of drie schildjes (reliefstempels), met een inhoud van circa 20, 30 en 40 liter.ø̄̄ De driekroonse pot was een verglaasde pot voor het inmaken van zuurkool, braadworst en bonen. De pot was gemerkt met drie kroontjes en had een inhoud van 20 tot 50 liter. Het woordtype driekronenpot duidt waarschijnlijk een vergelijkbare pot aan. Zie hiervoor ook de toelichting bij het lemma ɛstroopvatɛ in wld II.2, pag. 59.' [N 49, 103b; L 1a-m; L 32, 15a; L 32, 15b; R 3, 5; S 1; monogr.] II-8
aars aarsdarm: ò`sderm (Kortessem), kont: kǭ.nt (Kortessem) [JG 1a, 1b; N 8, 13, 32.9 en 35]aars I-9, III-1-1
aas in het kaartspel aas: eujs (Kortessem), hatten oaws (Kortessem), hätəm oəs (Kortessem), klaovərən òis (Kortessem), er stond yes  ūūəs (Kortessem), Troefoùs zonder trek spele: Troefaas haalt geen slag (kan natuurlijk niet).  oùs (Kortessem) Aas. || Aas: harten aas (in het kaartspel). [ZND 19A (1936)] || Aas: klaveren aas (kaartspel). [ZND B2 (1940sq)] || Ik heb de vier azen. [ZND 19A (1936)] III-3-2
abuis verdoold: džə vərdojlt ug (Kortessem), sje verdold oech (Kortessem), ook materiaal znd 19a,6  džə vərdoͅjlt ug (Kortessem), sje verdold oech (Kortessem) abuis [ZND 01 (1922)] || Ge zijt abuis (= ge vergist u). [ZND 19 (1936)] III-1-4
achterdocht achterdenken: chaoə gɛn ḁtərdejnkə (Kortessem), ook materiaal van vr.lijst 32, vr. 44  atərdeͅjnkə (Kortessem) achterdocht [ZND 01 (1922)] || ik had geen achterdocht (ik vermoedde geen kwaad) [ZND 32 (1939)] III-1-4