e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kortessem

Overzicht

Gevonden: 2675
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
dekken rijden: ręi̯ǝ (Kortessem), springen: spręŋǝ (Kortessem), sprɛŋǝ (Kortessem) Het bevruchten van de koe door de stier. [JG 1a, 1b] || Het bevruchten van het vrouwelijk varken door het mannelijk varken. [N 19, 30; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 43, 20b; monogr.] || Het dekken van het vrouwelijk schaap door de ram. [N 77, 34; N 77, 33; JG 1a, 1b] I-11, I-12
deksel deksel: deksəl (Kortessem, ... ), deͅksəl (Kortessem, ... ), däksəl (Kortessem) deksel [ZND 01 (1922)], [ZND 22 (1936)] III-2-1
deksel van de metalen gierton deksel: dęksǝl (Kortessem) De zinken gierton wordt van boven afgesloten met een deksel dat scharnierend bevestigd is aan de kraag van de vulopening. [JG 1a + 1b; N 11A, 54b; monogr.] I-1
dekzeil bâche: baš (Kortessem) Zeil dat de rug van het paard bedekt als het regent. [JG 1a, 1b] I-10
dempig dempig: dɛ̄.mpǝx (Kortessem) Gezegd van runderen of paarden met dempigheid, een bemoeilijking van de ademhaling; bij runderen is het vaak een naziekte van het mond- en klauwzeer. Het paard vertoont een versnelde ademhaling, gepaard met een temperatuursverhoging en hoesten. Dempigheid of kortademigheid is niet chronisch, in tegenstelling tot ''cornage'' (7.38). [JG 1b; A 48A, 38a; L 1, a-m; L 23, 1a en 1b; N 8, 87, 88 en 89a; N 52, 24; S 6] I-9
denkbeeldige lijn tussen hok en losplaats vlieglijn: vlieglijn (Kortessem) Hoe zegt men: de denkbeeldige lijn tussen hok en losplaats? [N 93 (1983)] III-3-2
denken denken: deinke (Kortessem) denken III-1-4
dennennaalden dennennaalden: dennenolle (Kortessem), lex. var. naar +/- -d  deͅnənoͅjlə (Kortessem), dennenspelden: deͅnnəspeͅllə (Kortessem) dennenaald [ZND 01 (1922)] III-4-3
deugen deugen: douge (Kortessem) deugen III-1-4
deugniet astranterik: stranterik (Kortessem), deugeniet: deugeniet (Kortessem), dùggeniet (Kortessem), ook materiaal znd 23,4  deugeniet (Kortessem), dø̄gənijt (Kortessem), deugniet: ook materiaal znd 23,4  døgnit (Kortessem), ondeugd: ¯n ondeug: iemand die niet deugt  ondeug (Kortessem), vaurien (fr.): vaoring (Kortessem), zwikzwak: zwikzwak (Kortessem) deugeniet || deugniet [ZND 01 (1922)] || een ondeugend kind [ZND 40 (1942)] || kent ge ook een woord of uitdrukking met dezelfde betekenis zonder het woord kind, b.v. een ondeugd, of iets dergelijks ? [ZND 40 (1942)] || ondeugd III-1-4