id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
22873 | doel | goal (eng.): gō:l (Kortessem) | Het doel. [DC 49 (1974)] III-3-2 |
22876 | doelman | goalkeeper (eng.): Ne goejen goolkipper (of kipper) moug hum ni mispakke... goolkipper (Kortessem), keeper (eng.): ki:pər (Kortessem), kipper (Kortessem) | Doelman. || Doelverdediger. [DC 49 (1974)] || Doelwachter. III-3-2 |
22872 | doelpunt | goal (eng.): gō:l (Kortessem) | Doelpunt. [DC 49 (1974)] III-3-2 |
19118 | doen | doen: dóen (Kortessem) | doen III-1-4 |
21290 | doen vechten | aaneenzetten: zitən hɛilə wi.irəlt oine:n (Kortessem) | Hij deed geheel de wereld vechten. [RND] III-3-1 |
24137 | doffer, mannelijke duif | duif: douf (Kortessem), haan: hōͅn (Kortessem), haan/hoorn: hoan (Kortessem), hoon (Kortessem), haan/horen: hoon (Kortessem) | doffer: een mannelijke duif [GV K (1935)] || duif, mannetje [ZND 18 (1935)], [ZND 39 (1942)] III-4-1 |
34648 | dogkar | dogkar: doq˱kār (Kortessem) | Tweewielig licht rijtuig, meestal zonder kap, voor vier personen die rug aan rug zitten. Er is geen aparte bok voor de koetsier. [N 17, 5, add; N 101, 5; N G, 51; L 27, 33; L 36, 70; L1a-m; monogr.] I-13 |
18154 | dokter | dokter: dokto:r (Kortessem) | Hij woont naast de dokter, naast Verbelen [ZND 44 (1946)] III-1-2 |
18153 | dokteren | dokteren: doktore (Kortessem) | dokteren III-1-2 |
24862 | dolle kervel | dolle kelver: dǫlǝ kęlǝvǝr (Kortessem) | Chaerophyllum temulum L. Een vrij algemeen voorkomend -naar men aanneemt: giftig- onkruid aan bosranden, akkerkanten en beschaduwde wegbermen met een behaarde, roodgevlekte stengel, witte bloempjes in schermen en veervormig, ingesneden donkergroen blad. Het bloeit van mei tot juli en de lente varieert van 60 tot 120 cm. [A 60A, 16; L 1, a-m; L 6, 35; L 15, 8; S 7; monogr.] I-5 |