21429 |
afkijken |
afkijken:
aofkīēkə (Q074p Kortessem)
|
afschrijven; Bij een buurman of buurvrouw kijken? [DC 48 (1973)]
III-3-1
|
20473 |
afkomst |
komaf:
komoòf (Q074p Kortessem)
|
afkomst
III-2-2
|
30239 |
afkorten |
korten:
kǫtǝ (Q074p Kortessem)
|
Hout, en meer in het bijzonder een boomstam, haaks op de houtvezel in twee stukken zagen. De afgezaagde stukken boomstam hebben bij de kuiper de lengte van een duig, bij de klompenmaker de lengte van een klomp. Zie ook het lemma ɛstuk boomstamɛ en de lemmata ɛbollenɛ bij de vaktaal van de kuiper en ɛbolɛ bij de vaktaal van de klompenmaker. In Venray (L 210) en omgeving werd de houtzager die de boomstam voor onder meer klompenmakers verder in stukken zaagde, houtsnijder (hǭltsnējǝr) genoemd (Venrays woordenboek, pag. 206).' [N E, 6a; N 50, 16a; N 53, 21b; N 53, 22; N 75, 115b; N 97, 44; monogr.]
II-12
|
34009 |
afladen |
ontladen:
o.ntlǭǝ (Q074p Kortessem)
|
Wanneer de kar met de lading op de plaats van bestemming is aangekomen, wordt deze laatste afgeladen. Vergelijk voor het woordtype aftrekken ook het lemma Mest Van De Kar Aftrekken in WLD I, afl. 1, p. 11. [JG 1a, 1b; monogr.]
I-10
|
26362 |
aflaten, afdraaien |
stilleggen:
stellęgǝ (Q074p Kortessem),
toedraaien:
tǫwdrɛ̄ǝn (Q074p Kortessem)
|
De sluis laten zakken met behulp van een hefboom of winde. Wanneer wordt gewerkt met een hefboom, kan de molenaar de sluis in één ruk laten dichtvallen. Woordtypen als instoten, ingooien, toehouwen, toegooien en toesmijten wijzen daar dan ook op. Wanneer een winde wordt gebruikt, moet de molenaar de sluis afdraaien. Zie ook het lemma ɛoptrekken, opdraaienɛ.' [Vds 43; Jan 44; Coe 30; Grof 60]
II-3
|
20437 |
afleggen van een dode |
bereiden:
znd 32, 20;
bərejə (Q074p Kortessem)
|
een doode lijken (vooraleer hij gekist wordt) [ZND 32 (1939)]
III-2-2
|
17722 |
afloeren, bespieden |
uitloeren:
oətlurə (Q074p Kortessem)
|
iets bespieden [ZND 32 (1939)]
III-1-1
|
34245 |
afromen |
aflaten:
ǭ.fluǝtǝ (Q074p Kortessem),
doordraaien:
dōu̯ǝ.rdrɛ̄ǝ (Q074p Kortessem)
|
De room van de melk scheppen. Men kon de room van de melk scheiden door met een houten latje de room tegen te houden, terwijl de ontroomde melk door de tuit van de in schuine stand gehouden roomschotel wegvloeide. Een andere methode was de melk overgieten of aflaten in een andere kruik of emmer, terwijl men de aan de oppervlakte gevormde room tegenhield door blazen. Een modernere manier van scheiden van room en melk gebeurde met de melkmachine of centrifuge. [A 23, 3; Lu 1, 3; JG 1a, 1b, 1d; Vld.; monogr.]
I-11
|
22137 |
afstandskaart met coördinaten |
cordinaten (mv.):
cordinaten (Q074p Kortessem)
|
Hoe heet verder in Uw dialect: de afstandskaart met coördinaten? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
33031 |
aftrekken, uitwinnen |
uitwinnen:
ǭǝ.twęi̯nǝ (Q074p Kortessem)
|
Na het inkappen rolt de maaier met de mathaak de halmen samen en haalt ze naar zich toe. Het is de "tweede fase" van de zichtbehandeling. Zie de algemene toelichting bij deze paragraaf en bij het lemma ''afleggen'' (4.4.3) bij het maaien met de zeis. [N 15, 16g; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 23, 16.2; L 48, 34.2; Lu 2, 34.2; monogr.; add. uit N 15, 16i]
I-4
|