21317 |
gehucht |
gehucht:
gehuich (Q074p Kortessem),
gehyiX (Q074p Kortessem),
gəhö:X (Q074p Kortessem)
|
gehucht [ZND 23 (1937)]
III-3-1
|
17960 |
gehurkt zitten |
op de hukken zitten:
ob ə hōkə zeitə (Q074p Kortessem)
|
hurken: op zijn hurken (gaan) zitten [ZND B1 (1940sq)]
III-1-2
|
27539 |
geit |
geit:
gēi̯ǝ.t (Q074p Kortessem),
gēt (Q074p Kortessem),
met:
mɛt (Q074p Kortessem)
|
Geit in het algemeen. Ten aanzien van germ merken enkele informanten (L 292 (Heythuysen), Q 99 (Meerssen), 111* (Ransdaal)) op dat hiermee een vrouwelijke geit wordt bedoeld. Zie afbeelding 7. [N 77, 74; L 14, 32; A 9, 20; JG 1a, 1b; Wi 7; NE I, 16; AGV, m3; Gwn 5, 13; Vld.; monogr.; S, Q 105 add.; S 10, add.]
I-12
|
19265 |
gek |
zot:
mein dje da ¯ch zot ben: ge denkt toch niet dat ik gek ben
zot (Q074p Kortessem)
|
zot
III-1-4
|
21274 |
geld |
centen:
sɛntə (Q074p Kortessem),
geld:
ge moet geld hebben om te kunnen betalen (Q074p Kortessem),
geilt (Q074p Kortessem, ...
Q074p Kortessem),
gɛ.ilt, xɛ.ilt (Q074p Kortessem),
hei svoadər zənnə pit ɛn mudər hər gɛilt, voadər zɛn koͅu ɛn voader zɛnnən hont (Q074p Kortessem),
na bei wejə motəX geilt hoalə (Q074p Kortessem)
|
geld [RND], [ZND 14 (1926)], [ZND 44 (1946)] || geld opdoen (opmaken) [RND] || Hier is vader zn jas en moeder haar geld; vader zn doe en vader zn hond [ZND 44 (1946)] || Hoe zegt ge in uw dialect: "ge moet geld hebben om kunnen te betalen"of "ge moet geld hebben om te kunnen betalen"? De gehele uitdrukking weergeven. [ZND 36 (1941)] || Moeder, bij wie moet ik geld halen ? [ZND 44 (1946)]
III-3-1
|
22100 |
geld inzetten |
inzetten:
geld zette (Q074p Kortessem),
poulen (<fr.):
poule (Q074p Kortessem)
|
geld inleggen (inzetten)? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
25078 |
gelijken (op) |
gelijken:
gelijke (Q074p Kortessem),
gəläkə (Q074p Kortessem),
trekken op:
träkkə op (Q074p Kortessem)
|
gelijken [ZND 25 (1941)]
III-4-4
|
22334 |
gelijkspelen |
kabelen:
t Is kôbeles: De stand in het spel is gelijk, beide partijen hebben evenveel punten.
kôbele (Q074p Kortessem)
|
Gelijkspelen.
III-3-2
|
22114 |
gelijktijdig lossen |
gezamelijk lossen:
gezamelijk losse (Q074p Kortessem)
|
het gelijktijdig lossen van jonge en oude duiven? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
23206 |
geloof |
geloof:
hië hed z’n gleouf verloe(oe)re (Q074p Kortessem),
hiə hät ze gəlauf vərlōorə (Q074p Kortessem),
Hiə hät zeͅ glowf vluərə (Q074p Kortessem)
|
Hij heeft zijn geloof verloren. [ZND 23 (1937)]
III-3-3
|