28154 |
handboor |
buiker:
bø̜̄kǝr (Q074p Kortessem)
|
Kleine boor met een handgreep en met een op een schroefpunt uitlopend boorijzer, die met één hand wordt rondgedraaid. De handboor wordt gebruikt om een klein gaatje te boren op de plaats waar het bomgat en het tapgat moeten worden aangebracht. Het gaatje vormt het centreerpunt voor de grotere boren waarmee het uiteindelijke gat wordt gemaakt. Zie afb. 78 en de volgende twee lemmata. Soms wordt ook het zwikgat met de handboor aangebracht. Zie het lemma ɛzwikgatɛ.' [N E, 48b]
II-12
|
18906 |
handig |
handig:
hennig (Q074p Kortessem)
|
handig
III-1-4
|
34566 |
handkar |
stootkar:
stǫu̯tkē̜r (Q074p Kortessem)
|
Tweewielige kar die men met de handen voortduwt of trekt. Deze kar heeft twee bomen en zijplanken. [N 17, 15a; N G, 51; JG 1a + 1b; A 42, 4; monogr.]
I-13
|
27222 |
handlanger |
dien(d)er:
dīnǝr (Q074p Kortessem)
|
Helper van de metselaar. Tot de taken van de handlanger behoren onder meer het aandragen van metselstenen en het klaarmaken van de specie. [N 30, 2a; N 30, 2b; N 30, 2c; N 30, 2d; N 30, 40b; N 30, 45a; N 31, 16b; L B 1, 104; monogr.; div.; Vld]
II-9
|
18256 |
handschoen |
haas:
hās (Q074p Kortessem),
hoa`s (Q074p Kortessem)
|
handschoen || handschoen, twee handschoenen [ZND B1 (1940sq)]
III-1-3
|
22879 |
handspel |
hands (eng.):
hae:ns (Q074p Kortessem)
|
Hij heeft de bal men de hand aangeraakt, het is ... [DC 49 (1974)]
III-3-2
|
18796 |
handtas |
sacoche (fr.):
sakkosj (Q074p Kortessem)
|
handtas
III-1-3
|
33040 |
handvat van de zicht |
handvat:
hant˲voǝt (Q074p Kortessem)
|
De steel van de zicht bestaat uit één stuk hout. Het bovenste deel ervan is scherp gebogen. Dit deel dient als handvat waarmee men de zicht hanteert. Zie de algemene toelichting bij paragraaf 4.2 en afbeelding 5. Vergelijk de lemma''s over de handvatten aan de steel van de zeis (3.2.4 - 3.2.7) in aflevering I.3. In de volgende plaatsen werd hetzelfde antwoord gegeven als voor "steel" (zie het lemma ''steel van de zicht'', 4.3.2): K 278, L 164, 288a, 296, 314, 320, 327, 330, 378, 381, 381b, 422, 426, 429, 431, P 175, Q 14, 15, 33, 71, 90, 93, 96, 99, 121, 197, 198b, 201, 207.' [N 18, 70b; JG 1a, 1b; A 14, 9; L 45, 9; monogr.]
I-4
|
32872 |
handvatten |
handvasten:
hant˲vǫst (Q074p Kortessem)
|
Beide handvatten van de steel van de zeis te zamen genomen. Zie de algemene toelichting bij deze paragraaf en de toelichtingen bij de lemma''s ''steel van de zeis'', ''bovenste handvat'' en ''onderste handvat''. De opgaven moeten worden gelezen als meervouden of collectiva. [N 18, 67 b en c add.; JG 2c; A 14, 5; L 45, 5]
I-3
|
25056 |
handvol |
handsel:
(dit wordt ook gezegd).
hamsel (Q074p Kortessem),
handvol:
hampəl (Q074p Kortessem),
(dit wordt ook gezegd).
hamfel (Q074p Kortessem),
hampfel (Q074p Kortessem),
Vb. ich hùb n hampel keuize geplùk (ik heb een handvol kersen geplukt).
hampel (Q074p Kortessem)
|
handvol (haffel, grap, grop) [ZND B1 (1940sq)] || handvol, zoveel als een hand vult
III-4-4
|