e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kortessem

Overzicht

Gevonden: 2675
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
iemand prijzen prijzen: imant prejzə (Kortessem) iemand prijzen of loven [ZND B1 (1940sq)] III-1-4
iemands overlijden aanzeggen bidden: znd 32, 71;  bîe (Kortessem) de buren en kennissen op iemands begrafenis uitnodigen [ZND 32 (1939)] III-2-2
iets goedmoeds doen goedmoeds: goedsmoeds (Kortessem) goedsmoeds III-1-4
ijken juist maken: de gewiechte djus mokən (Kortessem), pegelen: de gewiechten pijegelen (Kortessem) De gewichten ijken"(de gewichten van de winkeliers nazien of ze nog juist zijn). [ZND 36 (1941)] III-3-1
ijskoud ijskillig: Vb. da zèn ijskillege jappele (dat zijn ijskoude aardappelen). Opm. de aardappelen werden te koud bewaard: opgeslagen op een koude vloer, zonder stro, of tegen een koude buitenmuur.  ijskilleg (Kortessem) ijskoud III-4-4
ijsnagels ijsnagels: ī.sniǝ.gǝls (Kortessem) Hoefnagels in verschillende lengtes, voorzien van beitel- of wigvormige kop, waarmee bij gladheid het hoefijzer wordt vastgezet. Zie ook afb. 234. De ijsnagel is slechts geschikt voor kortstondig gebruik. Bij langere periodes van gladheid wordt het hoefijzer voorzien van al dan niet uitneembare kalkoenen. Zie ook de toelichting bij dat lemma. Zie voor het woordtype ɛijsnagelɛ ook Limburgs Idioticon s.v. ijsnagel: "Bijzonder slach van nagels waar men de peerden meê scherp zet in den winter. Geh. Beringen."' [N 33, 367b; N 33, 371; JG 1a; JG 1b; JG 1d; JG 2b; monogr.] II-11
ijspegel ijspiel: ijspil (Kortessem), ijstoet: ijstoet (Kortessem), ijstuttel: ijstuttel (Kortessem) ijskegel [ZND 36 (1941)] III-4-4
ijver courage (fr.): hije het vuil koerage (Kortessem), ijver: hie het vuil iever (Kortessem), hije het vuil iever (Kortessem) Hij heeft veel ijver. [ZND 36 (1941)] III-1-4
ijzel, bevroren neerslag ijsgang: Vb. t is fellen ijsgank (de wegen zijn erg glad door de ijzel).  ijsgank (Kortessem), ijzel: heisel (Kortessem), Vb. ich deuir bè déën ijzel ni bè den ottau vaore (ik durf door die ijzel niet met de wagen te rijden).  ijzel (Kortessem), nevelijs: niefelijs (Kortessem) ijzel [ZND 36 (1941)] III-4-4
ijzelen ijzelen: hit heiselt (Kortessem, ... ) ijzelen [ZND 01 (1922)], [ZND 36 (1941)] III-4-4