20252 |
in verwachting zijn |
in omstand:
in umsjteng (Q112c Kunrade)
|
Zwanger zijn: een kind dragen, zwanger zijn (staan, met een dik lijf lopen, inkopen, groot gaan, geladen). [N 84 (1981)]
III-2-2
|
18037 |
indigestie (hebben) |
overladen maag:
der maag euverlááne (Q112c Kunrade)
|
Indigestie: storing van de spijsvertering als gevolg van overlading van de maag, te snel eten (muik, overetendheid). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
17909 |
ingieten (met geluid) |
klotsen:
kloetsje (Q112c Kunrade)
|
gieten: Met een zeker geluid water ergens in gieten (patten). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
23605 |
introïtus |
introtus (<lat.):
introïtus (Q112c Kunrade)
|
De intredezang, introïtus, door het koor gezongen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23514 |
jaargetijde |
jaardienst:
joardeens (Q112c Kunrade)
|
Een mis op de verjaardag van iemands overlijden, jaardienst, jaargetijde, jaargedachtenis [jörgentij, joaërgedechnis?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
18086 |
jicht |
gicht:
gich (Q112c Kunrade)
|
Jicht: stofwisselingsziekte die berust op afzetting van urinezure zouten in de gewrichten, met veel pijn (jicht, dicht, gicht, flerecijn, reumatiek). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
24338 |
jong van een dier |
jong:
WLD
jonk (Q112c Kunrade)
|
Hoe noemt u het jong van een dier (jonk, jonkie, welp, wulp, kakerd, kakernest) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
20314 |
jonge vrouw |
jongevrouw:
jompfer (Q112c Kunrade)
|
jonge vrouw [kuie, koje, keuje] [N 86 (1981)]
III-2-2
|
20075 |
juffertje-in-het-groen |
juffersjongetje:
juffersjunkes (Q112c Kunrade)
|
Juffertje in ¯t groen (nigella damascena). De hemelsblauwe bloemen zijn elk omgeven door een omhulsel van zeer fijn verdeelde bladeren; de kokervruchten zijn tot aan de top aaneen gegroeid (bij de wilde nigelle maar tot de helft) (spinnekop, kobbe, juffer [N 92 (1982)]
III-2-1
|
17607 |
jukbeen |
bak:
bakke (Q112c Kunrade)
|
Jukbeen: het wangbeen onder het oog (koon). [N 84 (1981)]
III-1-1
|