e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kunrade

Overzicht

Gevonden: 696
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
lopen, gezegd van eenden waggelen: waqǝlǝ (Kunrade) [N 70, 2; monogr.] I-12
loteren, los zitten rammelen: rammele (Kunrade) los zitten, gezegd van onderdelen [loteren] [N 91 (1982)] III-4-4
luchtbel in water blaas: blaos (Kunrade) de opborrelende lucht- of gasbel in een vloeistof [wal, wel, brobbel, bobbel] [N 91 (1982)] III-4-4
maagdenpalm moerviool: moervioël (Kunrade) Maagdepalm (vinca minor). De stengels zijn kruipend of rechtop; de bladeren zijn lancetvormig. De bloem is blauw purperkleurig en alleenstaand (merekespalm, maagdekenspalm, wildepalm, steenviool, immergroen, vinkenoord, hoedje). [N 92 (1982)] III-4-3
maaivoeten engels gaan: îngelsj gao (Kunrade) maaibenen: Met de voeten buitenwaarts gaan (maaibenen, maaien). [N 84 (1981)] III-1-2
maantje op de nagel maantje: mêûnke (Kunrade) maantje: Lichter gekleurd gedeelte onderaan de vingernagels (maantje). [N 84 (1981)] III-1-1
maat, algemeen maat: maot (Kunrade) de eenheid waarmee lengten, inhouden etc. worden gemeten, in het algemeen [maat, pegel] [N 91 (1982)] III-4-4
maatje, maat van 0,1 liter maatje: meüetje (Kunrade) de maat die een inhoud aangeeft van 0,1 liter [maatje] [N 91 (1982)] III-4-4
mager worden slinken: sjlinke (Kunrade) Mager worden: in omvang en gewicht afnemen (afslekkeren, krimpen, slinken). [N 84 (1981)] III-1-1
mals, gezegd van boter week: week (Kunrade) mals, goed smeerbaar, gezegd van boter (plat) [N 91 (1982)] III-2-3