20167 |
niet zindelijk |
nog niet droog:
⁄t is nog neet drēūg (Q112c Kunrade)
|
onzindelijk; de aandrang der natuurlijke behoeften niet beheersend; onzindelijk, gezegd van kinderen [N 86 (1981)]
III-2-2
|
25172 |
nieuwe maan |
nieuwe maan:
nuije moan (Q112c Kunrade)
|
schijngestalte van de maan: nieuwe maan [donkere maan] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
23670 |
noveen |
noveen (<lat.):
noveen (Q112c Kunrade)
|
Een negendaagse godsvruchtoefening, novene, noveen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
24903 |
ochtend (vanmorgen |
de tijdsduur van het aanbreken van de dag tot 12 uur s middags [morgend, morgen, voornoen, ochtend]:
mörge (Q112c Kunrade)
|
s morgens) [N 91 (1982)]
III-4-4
|
23636 |
offerande |
offerande (<fr.):
offerande (Q112c Kunrade)
|
De offerande, het offertorium [offeróng?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23639 |
offergang |
offergang:
offergank (Q112c Kunrade)
|
De offergang, rondgang van de gelovigen rond het offerblok [offergank?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
24900 |
ogenblikje, korte tijd, eventjes |
eventjes:
effekes (Q112c Kunrade)
|
een korte tijdsruimte [poosje, end, scheut, stoot, rek, kortje, hortje, kutske, rande] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
17916 |
omarmen |
snappen:
sjnappe (Q112c Kunrade)
|
omvatten, Met gestrekte armen ~ (vademen, omvademen, spannen, omarmen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
25013 |
omtrek, omvang |
omtrek:
umtrek (Q112c Kunrade)
|
de hoofdlijn die de grenzen van een figuur uitmaakt en er de vorm van bepaalt [omtrek, omkant] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
25087 |
onbelangrijk |
beetje:
e bietje (Q112c Kunrade),
niks te zeggen:
nieks te zááge (Q112c Kunrade)
|
niet veel [luttel, min, schriel, weinig] [N 91 (1982)] || van geen belang, niet belangrijk [ongewicht] [N 91 (1982)]
III-4-4
|