24975 |
rechtop |
piel rechtop:
piel rech op (Q112c Kunrade)
|
rechtopstaand, recht omhoog staand [fiks] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
25083 |
reeks, rij |
rij:
ri-j (Q112c Kunrade)
|
een rij van geregeld naast elkaar geplaatste dingen [resem, reeks] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
25095 |
repareren |
flikken:
flikke (Q112c Kunrade)
|
repareren, opknappen [oplappen, flikken, lameseren] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
23674 |
retraite |
retraite (fr.):
retrait (Q112c Kunrade)
|
Enige dagen van geestelijke afzondering en gebed in een klooster of een daarvoor bestemd huis [retraite?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23677 |
retraitehuis |
retraitehuis:
retraitehoes (Q112c Kunrade)
|
Een huis of inrichting waar retraites worden gehouden, retraitehuis. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
25015 |
ribbel |
ribbel:
riebel (Q112c Kunrade)
|
een smalle, langwerpige verhoging aan een voorwerp [ribbel, ril, reef, rif] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
24512 |
riet |
riet:
reeit (Q112c Kunrade)
|
Riet (phragmites communis 80 tot 135 cm grote plant. De plant heeft een kruipende wortelstok en dikwijls bovengrondse uitlopers; de bladeren zijn breed en spits, de randen zijn ruw aan de voet met een haarkrans; de aartjes bevinden zich in een grote, st [N 92 (1982)]
III-4-3
|
29911 |
ringen |
muntelen:
møntǝlǝ (Q112c Kunrade)
|
Het varken een ring in de neus zetten om het het wroeten te beletten. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; N 70, 9; N 19, 26; N 19, 26, Q 98 add.; monogr.]
I-12
|
18103 |
ringworm |
omloop:
umloop (Q112c Kunrade)
|
Huidziekte in de vorm van een wiel (omloop, Sinte-Katrien, springend vuur, ringelworm). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
23645 |
rinkelen met de altaarbel |
bellen:
bèlle (Q112c Kunrade)
|
Met deze bel rinkelen, bellen, schellen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|