e-WLD trefwoorden 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 1

TrefwoordBegrip: dialectopgave (plaats)Toelichting
flikken beredderen:   flikke (Heerlen), darts:   fliekke (Hasselt), flikke (Genk), Vgl. pag. 570: vogelepik, syn. flikke.  flikke (Kortessem), Waarschijnlijk bij Nl. flikkeren werpen en Kil. fliggeren, volitare.  flikke (Zonhoven), Waarschl. bij Nl. flikkeren "werpen"en Kil. fliggeren, volitare; Lb. Id. vlik pijl met horen, mnl. vlieke veer of slagpen van vogel, pijl, mnd. fleke, flike, T. flik, flikken, Rijnl. flicken 2, e einen Stein -: werfen (?), os. fliuka: bij "vliegen".  fliekke (Hasselt), doen:   flikke (Heerlen), fluimen uitspuwen:   flikke (Schinveld), gooien: Veldeke  flikken (Bocholtz), handen (spotnamen): [sic]  flekkə (Gingelom), liefkozen: cf. WNT s.v. "flikken"7. vleien  flikke (Gennep), meetje steken:   flekə (Venlo), flikken (Maastricht), prutsen:   flikke (Schimmert), repareren:   flekǝ (Montzen), flike (Lutterade), flikke (Gulpen, ... ), flikken (Gulpen, ... ), flikkə (Epen, ... ), flikkən (Urmond), (van schoenen).  flikke (Tienray), schelftakkenbossen, schelfhorden:   flekǝ (Eisden), ten einde brengen:   gəflikt (Loksbergen), verstellen:   flekǝ (Bleijerheide, ... ), vitsen:   flekǝ (Eisden), vlechttwijgen:   flekǝ (Eisden), vleien:   flîkən (Diepenbeek), He ka flikke (Beverlo) I-6, II-10, II-7, II-9, III-1-1, III-1-2, III-1-4, III-3-1, III-3-2, III-4-4