24993 |
spatten |
sprietsen:
sjprietse (Q112c Kunrade)
|
in of als kleine deeltjes op- of wegspringen, gezegd van vloeibare zaken [spatten, spiertsen, spinten, spetten, drasjken] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
17782 |
speeksel |
spij:
sjpuu (Q112c Kunrade)
|
Speeksel: het mondvocht, afscheiding van bepaalde klieren in de mond (smurrie, tuf, spuw, speek, jodevet, speeksel). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
20287 |
speen |
lots:
loetsj (Q112c Kunrade)
|
speen; een gummidop op een zuigfles [speen, fiep, frutter, tutter, toetje, fiepke, frut, stiekse] [N 86 (1981)]
III-2-2
|
20165 |
spenen |
spenen:
sjpīēne (Q112c Kunrade)
|
spenen; een kind van de speen of de borst afwennen [spenen, spanen] [N 86 (1981)]
III-2-2
|
24359 |
spitsmuis |
spitsmuis:
WLD
sjpitsmoes (Q112c Kunrade)
|
Hoe noemt u het insektenetend diertje, veel op een muis lijkend, met spitse kop, dunne poten en een vrij lange staart (spitsmuis, dol, aardbol) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
24994 |
sprenkelen |
sprinkelen:
sjprinkele (Q112c Kunrade)
|
druppelsgewijze uitstrooien, uitgieten [spuiten, sprenkelen, sprengen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
23602 |
sprenkelen met de wijwaterkwast |
besprenkelen:
besjprinkele (Q112c Kunrade)
|
Met de wijwaterskwast sprenkelend door de kerk gaan, de besprenkeling met wijwater aan het begin van de hoogmis. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
17910 |
spuiten |
sprietsen:
sjprietse (Q112c Kunrade, ...
Q112c Kunrade),
spritsen (<du.):
sjprietse (Q112c Kunrade)
|
persen, Met kracht vloeistof door een nauwe opening ~ (spuiten, spruiten, spritsen, sprietelen). [N 84 (1981)] || spuiten, met kracht door een nauwe opening naar buiten geperst worden, gezegd van water [spruiten, spritsen, sprietelen] [N 81 (1980)] || vloeistof met kracht door een nauwe buis naar buiten persen [spuiten, spruiten, spritsen, sprietelen] [N 91 (1982)]
III-1-2, III-4-4
|
23690 |
stabat mater |
stabat mater (lat.):
t stabat mater (Q112c Kunrade)
|
Het kruisweggezang "Stabat Mater Dolorosa". [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23591 |
staf van de suisse |
staf:
sjtaaf (Q112c Kunrade)
|
De staf of hellebaard van de suisse [sjtaaf?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|