23649 |
te communie gaan |
communiceren (<lat.):
kommuneseere (Q112c Kunrade),
te communie (<lat.) gaan:
te kemunnie gao (Q112c Kunrade)
|
Tot de communie gaan, ter communie gaan, te communie gaan, communiceren onder de mis [kómmeletseere?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23638 |
ten offer gaan |
ten offer gaan:
ten offer gōā (Q112c Kunrade)
|
De offergang maken, ten offer gaan. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
18127 |
tetanus |
klem:
klem (Q112c Kunrade)
|
Tetanus: ziekte waarbij een verstijving van de spieren optreedt, die begint bij de kauwspieren en zich dan uitspreidt over de rompspieren (klem). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
23726 |
tientje van de rozenkrans |
gesetz (du.):
ee gezèts (Q112c Kunrade),
tientje:
e tiëentje (Q112c Kunrade)
|
Een tientje van de Rozenkrans [n jezets?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
25228 |
tocht, zuiging van lucht |
trek:
trek (Q112c Kunrade)
|
tocht, vrij sterke zuiging van de lucht door een beperkte ruimte heen [scheut, trek, zicht, jacht, trok] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
20141 |
toestel waarin men kinderen leert lopen |
loopwagen:
loopwááge (Q112c Kunrade)
|
toestel waarin men kinderen leert lopen [lei, stuik, looprek, loopwagen, loopkorf, loopmand] [N 86 (1981)]
III-2-2
|
17859 |
tollen |
ronddraaien:
ronddri-jne (Q112c Kunrade)
|
Tollen: draaien als een tol (trijzelen, bollen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
18231 |
tong van een schoen |
tong:
tong (Q112c Kunrade)
|
een strookje leer tussen de kleppen van een schoen [tong, lipje] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
17928 |
trant |
gang:
gank (Q112c Kunrade)
|
gang: Wijze van gaan (gang, trant). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
17958 |
trappelen |
springen:
sjpringe (Q112c Kunrade)
|
Trappelen: in vlug tempo de voeten beurtelings oplichten en weer neerzetten (trappelen, trampelen, droebelen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|