| 22787 |
duiken |
ondergaan:
onnergaon (P057p Kuringen)
|
In het water duiken. [ZND 33 (1940)]
III-3-2
|
| 21965 |
duivenhok |
duivenhok:
do(u)vehok (P057p Kuringen),
dǫu̯vǝhǫk (P057p Kuringen),
duivenkot:
dōͅvəkòt (P057p Kuringen),
dǭvǝkǫt (P057p Kuringen),
duivenslag:
dǫu̯vǝslāx (P057p Kuringen)
|
Duivenhok. [Goossens 1b (1960)] || Duiventil: a) duivenhok, b) duivenslag (buitendeel op het dak). [ZND 08 (1925)] || Soms vindt men in de nok van de zolder een afgeschotte ruimte voor de duiven, die door een gat in de gevel of in het dak in en uit kunnen vliegen. Hier staan de benamingen voor het duivenhok, ongeacht de vorm van dat hok, bijeen. De termen slag en spijker in dit lemma hebben betrekking op de duivenkooi als geheel. Zie ook het lemma "duivenslag" (3.4.8). In kaart 51 zijn voor Belgisch Limburg alleen de mondeling verzamelde gegevens in kaart gebracht. Zie afbeelding 17. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 10, 9k; L 8, 9a; L 38, 31; S 37; monogr. add. uit N 5A, 58c "til" en JG 2c; A 28, 14c "spijker]
I-6, III-3-2
|
| 22090 |
duivenslag |
duivenslag:
den douvenslaog (P057p Kuringen),
doveslaach (P057p Kuringen),
dovǝslāx (P057p Kuringen),
slag:
slā.ch (P057p Kuringen),
slā.x (P057p Kuringen)
|
Duivenslag. [Goossens 1b (1960)] || Duiventil: a) duivenhok, b) duivenslag (buitendeel op het dak). [ZND 08 (1925)] || Het platform op het dak of tegen de gevel vóór de toegang tot het duivenhok, waarop de duiven aanvliegen en neerstrijken. Doorgaans is het platform niet meer dan een plank, soms heeft het de vorm van een huisje met een dak. In een enkel geval is de betekenis van de opgegeven term beperkt tot het (getraliede) valdeurtje dat men kan verstellen voor in- en uitvliegen; deze gevallen zijn telkens in het lemma vermeld. In kaart 52 zijn voor Belgisch Limburg alleen de mondeling verzamelde gegevens in kaart gebracht. Zie ook afbeelding 17 bij het lemma "duivenhok" (3.4.7). [JG 1a, 1b, 2c; L 8, 9b; monogr.] || Hoe heten de standplaatsen van de verschillende huisdieren, namelijk het duivenhok? [ZND 38 (1942)]
I-6, III-3-2
|
| 24141 |
duivin, vrouwelijke duif |
duivin:
dōͅven (P057p Kuringen),
hen:
hin (P057p Kuringen),
wijfje:
wijfke (P057p Kuringen)
|
duif, wijfje [Goossens 2a (1963)], [ZND 39 (1942)]
III-4-1
|
| 18006 |
duizelig |
duizelig:
duizelich (P057p Kuringen),
gedraaid:
gedrëjit (P057p Kuringen),
verduisterd:
verduistert (P057p Kuringen)
|
hoe is of wordt iemand die bang is op een hoogte (met een zinnetje antwoorden) ? [ZND 23 (1937)] || hoe is of wordt iemand die een harde slag op het hoofd heeft gekregen (met een zinnetje antwoorden) ? [ZND 23 (1937)] || hoe is of wordt iemand die lang heeft rondgedraaid (met een zinnetje antwoorden) ? [ZND 23 (1937)]
III-1-2
|
| 18007 |
duizelig zijn |
draaien, beginnen te -:
t begint in zenne kop de draiə (P057p Kuringen)
|
hoe is of wordt iemand die bang is op een hoogte (met een zinnetje antwoorden) ? [ZND 23 (1937)]
III-1-2
|
| 19311 |
durfal |
felle, een -:
`t es ne fèle (P057p Kuringen)
|
hoe drukt ge uit in uw dialect: hij is moedig (hij is geen bangerd, hij durft bv. te vechten) [ZND 39 (1942)]
III-1-4
|
| 19310 |
durven |
dorren:
dèrre (P057p Kuringen)
|
durven [ZND 25 (1937)]
III-1-4
|
| 21418 |
duur |
duur:
diēr (P057p Kuringen)
|
duur (hoge kostprijs) [ZND 24 (1937)]
III-3-1
|
| 17895 |
duwen |
duwen:
daoə (P057p Kuringen)
|
duwen [RND]
III-1-2
|