e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=P057p plaats=Kuringen

Overzicht

Gevonden: 2406
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
handvol -bij het zaaien grob: grǫp (Kuringen), handvol: ha.mpǝl (Kuringen) Strikt genomen lopen twee begrippen dooreen: de handvol zaaigoed die de zaaier telkens uit het zaaikleed of de zaaibak neemt om deze uit te strooien, en de hoeveelheid die men, dan vaak met twee handen tegelijk, op kan nemen om de zaaibak te vullen; dit laatste is eigenlijk grob of hoopsel; wanneer beide woorden werden opgegeven, is bij het laatste type opgenomen dat het om twee handen gaat. Ontegenzeglijk wordt grob ook gebruikt voor de handvol bij het zaaien. Zie de toelichting bij het lemma ''met de volle hand -zaaien'' (2.12). [JG 1a, 1b; Wi 51; monogr.] I-4
handvormsteen handsteen: hantstī̄n (Kuringen) Volledig met de hand bewerkte en gevormde baksteen. Tegenwoordig verstaat men onder een handvormsteen ook een steen die op dezelfde wijze wordt gevormd als de handsteen vroeger, maar waarbij de bewerkingen volledig of gedeeltelijk machinaal gebeuren - Schuddinck, pag. 108. [N 30, 52b; N 98, 161; monogr.] II-8
handzeef teems: te.ms (Kuringen), wan: want (Kuringen), zeef: zē.f (Kuringen) De grove zeef waarmee het zaaigraan wordt gewonnen. Er komen twee hoofdtypen voor: de ronde handzeef van ongeveer 80 cm doorsnede met een opstaande rand van ongeveer 10 tot 15 cm. Ouder is wel de rechthoekige houten bak met een bodem van gaas (heel vroeger van fijne gevlochten wilgetenen) die aan een koord werd opgehangen aan een balk in de schuur. In Haspengouw is dit type het oorsponkelijke. In Oost-Haspengouw noemt men het de ries; ook bij het type wan in West-Haspengouw wordt uitdrukkelijk door de zegslieden vermeld dat het hier om een grote vierkante graanzeef gaat. Zie afbeelding 15. Bij het type zij, zijg daarentegen vermeldt men dat dit woord doorgaans de keukenzeef aanduidt, of de vergiet, gebruikt voor melk en soep. [N 14, 38b, 41a, 42a, 43a en 44; JG 1a, 1b, 1c, 2c; L 8, 118; S 45; monogr.] I-4
hanepoot vogelvoet: vōgǝlvūt (Kuringen) Echinochloa crus-galli (L.) Beauv. Algemeen voorkomend hardnekkig onkruid op bouwland, moestuinen en open wegbermen. Het is grasachtig met schijnaren in een pluim, groeit met rechtopstaande of onderaan geknikt opstijgende stengels en bloeit van juli tot de herfst. De lengte varieert van 10 tot 100 cm. Het blad gelijkt op het blad van de wilg; vandaar: wilweie, eigenlijk: "wilde wilgen" (vergelijk Du. Weide, "wilg"); zie ook de lemmata Vogelmuur en vooral Perzikkruid. Voor schom, zie ook aflevering I.3, p.2, bij het lemma Oude Grassoorten. [JG 1b] I-5
hangen hangen: hange (Kuringen) hangen [ZND 25 (1937)] III-1-2
hangslot paddenslot: padəslōt (Kuringen) hangslot [ZND 06 (1924)] III-2-1
hard schreeuwen hard schreeuwen: vee motten haot schrieve anders verstoitter ous nie (Kuringen) Men moet hard schreeuwen, anders verstaat hij ons niet. Men: wordt dit woord wel gebruikt in uw dialect? Zoniet, door welk voornaamwoord wordt men weergegeven? [ZND 04 (1924)] III-3-1
hard vriezen fel (vriezen): fel (Kuringen) het vriest hard [ZND 08 (1925)] III-4-4
hardlijvigheid, hardlijvig (zijn) niet kunnen afgaan: oe in de richting van een y  nee koenen afgoan (Kuringen) Constipatie: verstopping, hardlijvigheid (verstopping, verstopt, hardlijvigheid, niet kunnen afgaan). [N 107 (2001)] III-1-2
hardsteen blauwe steen: blǫwǝ stīn (Kuringen), graniet: granit (Kuringen) Grijsblauwe kalksteen die wordt gebruikt voor stoepen, trappen, vloeren, dorpels en trottoirbanden. De term 'arduin' wordt meestal gebruikt voor hardsteen die uit België afkomstig is. Hardsteen in gepolijste vorm is ook wel onder de naam 'graniet' bekend. De 'Naamse steen' is een harde, blauwe kalksteensoort, afkomstig uit groeven uit de omgeving van Namen die vaak wordt gebruikt voor dorpels. Hij is in kwaliteit vergelijkbaar met de 'Luikse steen'. Volgens de invuller uit L 270 werd de Naamse steen ook gebruikt voor plavuizen. [N 30, 55c-g; N 30, 56; monogr.] II-9