e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kuringen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
koets (alg.) koets: kots (Kuringen), kóots (Kuringen) koets [ZND 36 (1941)] III-3-1
koewachter, veeknecht koeter: kō.tǝr (Kuringen), vatsji: vatši (Kuringen) De zweitser is de boerenknecht die, vooral op grote boerderijen met minstens 10 koeien (L 246), speciaal belast is met het melken en de verzorging van het rundvee. Wanneer het bedrijf voor zo''n speciale knecht te klein is wordt de zorg voor de koeien toevertrouwd aan een koewachter (koeherd, koejong; in het zuiden koeter, vatsji), meestal een aankomende knecht, pas van school, die de beesten meeneemt naar de wegbermen om ze daar te laten grazen. Van een koeter en vatsji in West-Haspengouw wordt ook gezegd dat hij (of zij) ook karweitjes in huis verricht, bijvoorbeeld in de keuken; vergelijk Kruijsen (1990) en het lemma "(hard) werken op de boerderij" (1.3.10). Bij koeherd in Q 6 wordt aangetekend: "hij kreeg alleen de kost en de klompen als loon". Voor de fonetische documentatie van het woord (knecht) zie het lemma "knecht algemeen" (1.3.12). [N M, 1b; JG 1b, 2c; A 48, 18b; L 26, 32b; monogr.] I-6
koffie caf: kaffij (Kuringen) (koffie) hij doopt zijn brood in zijn koffie [ZND 23 (1937)] III-2-3
kogellager kogelbus: kōgǝlbø̜s (Kuringen), kogellager: kōgǝllāgǝr (Kuringen) Ondersteuning van het staakijzer in de vorm van een bus met stalen kogels. Het kogellager vormt op veel plaatsen de vervanger van de oudere steenbus. [Vds 128; Coe 116; Grof 138] II-3
koken (intr.) koken: kóókə (Kuringen) koken [RND] III-2-3
kolengruis gruis: grees (Kuringen), greus (Kuringen), stub: stêp (Kuringen) gruis van kolen [ZND 35 (1941)] III-2-1
kolk kolk: kǫlǝk (Kuringen) De holte in de bedding van de beek of de rivier achter het molenrad van onderslagmolens, veroorzaakt door de scheut van het water. Volgens Janssen (pag. 46) werd de kolk vroeger uitgegraven om de kracht van het water te breken en te beletten dat de sluiswerken ondermijnd werden. Zie afb. 71. [Vds 60; Jan 65; Coe 57; Grof 81] II-3
kolonel kolonel: ne kolonél (Kuringen) Kolonel. [ZND 36 (1941)] III-3-1
komen komen: kōmə (Kuringen) komen [RND] III-1-2
komkommer komkommer: komkommer (Kuringen) [ZND 41 (1943)] I-7