21560 |
kruidenier |
winkelier:
een winkelier (P057p Kuringen)
|
Iemand in een winkel bedienen. [ZND 35 (1941)]
III-3-1
|
21109 |
kruidenpannenkoek |
kruidkoek:
chicoreikoek
kroadkoek (P057p Kuringen)
|
pannenkoek [ZND 40 (1942)]
III-2-3
|
20805 |
kruidnagel |
grofnagel:
verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m, 15-10
groefnaigel (P057p Kuringen)
|
een kruidnagel (specerij, met een scherpe smaak, in de vorm van een spijker; Fr. clou de girofle) [ZND 01u (1924)]
III-2-3
|
22701 |
kruidwis wijden |
{ja}:
bestaat nog
/ (P057p Kuringen)
|
Bestaat (bestond?) het gebruik op die dag een kruidwis te wijden? [ZND 17 (1935)]
III-3-2
|
20806 |
kruimel |
greumel:
gremel broed (P057p Kuringen),
kruimel:
kremel broud (P057p Kuringen)
|
kruimel brood [ZND 36 (1941)]
III-2-3
|
17649 |
kruis |
kruis:
krē̜.s (P057p Kuringen)
|
Kruising van ruggegraat en achterheupen, uitlopend in de staart en staartwortel. Zie afbeelding 2.31. [JG 1a, 1b; N 8, 13 en 14]
I-9
|
22476 |
kruis of munt |
kop of letter:
kob of letter (P057p Kuringen)
|
Het kansspel waarbij een munt opgegooid wordt; de winnaar is degene die goed voorspeld heeft welke zijde (kruis of munt) boven zal liggen [koppelen, letteren, opgooien, omgooien, omroeien]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
23203 |
kruisbeeld |
crucifix (<lat.):
ne krusəfiks (P057p Kuringen),
kruis:
ne krèës (P057p Kuringen)
|
Kruisbeeld. [ZND 22 (1936)]
III-3-3
|
33551 |
kruisbes |
kroezel:
krūəzəl (P057p Kuringen)
|
kruisbes [ZND 16 (1934)]
I-7
|
23313 |
kruisen, kruisdagen? |
kruisen:
kri:sə (P057p Kuringen),
gewoon mv
kri:zər (P057p Kuringen)
|
kruisen [RND]
III-3-3
|