e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kuringen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schaarde schaars: sxās (Kuringen) schaard, stukje uit den snijkant van een mes [ZND 06 (1924)] III-2-1
schaats schrikschoen: schrikschoen (Kuringen) Hoe noemt men de voorwerpen, bestaande uit een ijzer en een houten of metalen voetrust, die men onder de schoenen bindt om op het ijs te kunnen rijden? [Lk 01 (1953)] III-3-2
schaatsen schaatsen: schaatse (Kuringen), schrikschoen rijden: schrikschoen rije (Kuringen) Ik ga schaatsenrijden. [ZND 06 (1924)] || Zich voortbewegen op schaatsen [schaatsen, schaverdijnen]. [N 88 (1982)] III-3-2
schaatsijzer roede: rooij (Kuringen) Noemt men het stalen onderdeel, dat over het ijs glijdt en dat geregeld geslepen moet worden, met een afzonderlijk woord? Zo ja, hoe luidt dit? [Lk 01 (1953)] III-3-2
schaduw, lommer lommer: lómmər (Kuringen), wee zitte ènne lommer (Kuringen) schaduw (lommer) [RND] || Schaduw. Wij zitten in het lommer,... in de schaduw. [ZND 37 (1941)] III-4-4
schafttijd caf: kafi (Kuringen) schafttijd [RND] III-3-1
schande schande: tɛs ⁄n schaan (Kuringen) t Is een schande. [ZND 06 (1924)] III-3-3
schapenboer schaapsboer: sxōǝbzbū.r (Kuringen) Landbouwer wiens voornaamste bedrijfstak de schapenkweek is. [JG 1a, 1b] I-12
schapestal, schaapskooi schaapsstal: sxōps[stal] (Kuringen) De stal, doorgaans een apart gebouw, waarin de schapen overnachten. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.2). Zie ook de plattegronden van de stallen in paragraaf 1.2. [L 38, 29; A 10, 9f; N 5, 105f; monogr.] I-6
scharnier gehengsel: gǝhęŋsǝl (Kuringen), scharnier: sxarnīr (Kuringen) Scharnier waarmee de hoogsels kantelbaar aan de sluisdeur zijn bevestigd. [Vds 55; Jan 51] II-3