e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kuringen

Overzicht

Gevonden: 2406
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bijl waarmee men het slachtvee klooft kapmes: kapmɛs (Kuringen), tik: tɛk (Kuringen) Zie ook het lemma ''slachtbijl''. [N 28, 90; monogr.] II-1
bijl waarmee men het vlees in kleine stukjes hakt kapmes: kapmɛs (Kuringen), tekje: tɛkskǝ (Kuringen) Bedoeld zijn de kleine stukjes die in de worst worden verwerkt etc. De mes-opgaven binnen dit lemma duiden op een soort hakmes. [N 28, 115; N 28, 49] II-1
bijten bijten: 1a-m  be⁄ten (Kuringen), 1a-m ongeveer als franse bête  bijtə (Kuringen) bijten [ZND 21 (1936)] III-2-3
bijzondere spelen met een priktol {z. toel.}: Er wordt n grooten kring gemaakt ongeveer 1m doormeter. Daarin n kleine van n 20 cm doormeter. De spelers staan rond de groote kring. Er wordt gelot wie het eerst moet inwerpen in den kleinen kring. De oudere spelers moeten trachten den eersten speler zn priktol uit den kleinen kring te werpen. Wie daarin lukt, dat is de winner  spelen (Kuringen) Welke bijzondere spelen doen de kinderen met de priktol? Beschrijf kort. [ZND 16 (1934)] III-3-2
bikbijltje kaphamel: kaphāmǝl (Kuringen) Tweesnijdend bijltje met kort handvat om oude stenen schoon te kappen. Zie ook afb. 9. Het verwijderen van oude specieresten van metselstenen werd in Q 116 'afbikken' ('āf˱bekǝ') genoemd. [N 30, 15c] II-9
bikkel(s) bikkel: begəls (Kuringen) De beentjes. [N R (1968)] III-3-2
bikkelen bikkelen: begələ (Kuringen), biggele (Kuringen) Het betreft een spel, dat vroeger vaak en met zeer veel plezier door de meisjes werd gespeeld. Het is een behendigheidsspel dat gespeeld wordt met vier beentjes uit de hiel van een schaap, geit of rund - of daarop gelijkende voorwerpen van koper, lood of [N R (1968)] || Kunt gij bikkelen? (meisjesspel: met de bikkels spelen, met de kootbeentjes, Fr. jouer aux osselets). [ZND 05 (1924)] III-3-2
bil bil: bel (Kuringen), Vereenvoudigd fonetisch schrift. Een streepje boven een klank of tweeklank geeft de Limburgse sleeptoon aan.  bil (Kuringen, ... ) Een bil (bats, bil) [N 106 (2001)] || Zie afbeelding 2.38. [JG 1b, 1c; N 8, 32.3, 32.9, 32.10 en 32.11] I-9, III-1-1
binnenbeer binnenbeer: benǝnbiǝr (Kuringen), bęnǝbīǝr (Kuringen) Mannelijk varken dat door geslachtelijke afwijking niet als zodanig herkenbaar is. Men noemt een varken een binnenbeer, als het slecht gesneden is of als men het moeilijk kan castreren. Doorgaans is het een mannelijk varken waarbij de teelballen niet zijn ingedaald. [N 19, 10; JG 1a, 1b, 1d; L 37, 49e; monogr.; N 76, 10 add.] I-12
binnenrijn kleine dester: klęnǝ dɛ̄stǝr (Kuringen), kleine rijn: klęnǝ ręǝn (Kuringen) De binnenste van de twee rijnen van het Engels balanceerwerk. Zie ook afb. 79 en de toelichting bij het lemma ɛbalanceerrijnɛ.' [Vds 142] II-3