e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kuringen

Overzicht

Gevonden: 2406
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
de vier zijden van een bikkelbeentje kanten (mv.): kantə (Kuringen) De vier zijden van zon beentje. [N R (1968)] III-3-2
de was blauwen blauwselen: blootsele (Kuringen) blauwen [ZND 08 (1925)] III-2-1
de was bleken bleken: bleekə (Kuringen), op de bleek leggen: oppe bleek lègge (Kuringen), te bleken leggen: tə bleekə lɛggə (Kuringen) de was op de bleek leggen [ZND 21 (1936)] III-2-1
de zeug naar de beer brengen drijven: drē̜.vǝ (Kuringen) De zeug laten dekken door de beer, het mannelijk varken. [N 19, 30; JG 1a, 1b, 2c; N 76, add.; monogr.] I-12
deeg deeg: diech (Kuringen), dieg (Kuringen) zij kneedt het deeg [ZND 22 (1936)] III-2-3
definitieve band reep: rīp (Kuringen) De van ijzer gemaakte band die na het verwijderen van de sluitbanden om het vat of de kuip wordt gelegd. Al naar gelang van de plaats waar de band zich op het vat bevindt, onderscheidt men kopbanden, halsbanden en buikbanden. Zie ook deze lemmata. [A 19, 1a-c; L 34, 53; monogr.] II-12
dekken rijden: rē̜ǝ (Kuringen, ... ), springen: sprɛŋǝ (Kuringen) Het bevruchten van de koe door de stier. [JG 1a, 1b] || Het bevruchten van het vrouwelijk varken door het mannelijk varken. [N 19, 30; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 43, 20b; monogr.] || Het dekken van het vrouwelijk schaap door de ram. [N 77, 34; N 77, 33; JG 1a, 1b] I-11, I-12
deksel deksel: deksel (Kuringen), deksəl (Kuringen), dèksəl (Kuringen), scheel: schijəl (Kuringen), sXeiəl (Kuringen) deksel [ZND 01 (1922)], [ZND 22 (1936)] III-2-1
deksel van de metalen gierton deksel: dęksǝl (Kuringen) De zinken gierton wordt van boven afgesloten met een deksel dat scharnierend bevestigd is aan de kraag van de vulopening. [JG 1a + 1b; N 11A, 54b; monogr.] I-1
dekzeil paardsdeken: pi̯ats˱dękǝ (Kuringen) Zeil dat de rug van het paard bedekt als het regent. [JG 1a, 1b] I-10