e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kuringen

Overzicht

Gevonden: 2406
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
houtsplinter splinster: sple.nstǝr (Kuringen) Afgesprongen of afgeslagen klein stukje hout. [N 55, 188a-b; RND 6; L monogr.; monogr.] II-12
houtworm molm: olm (Kuringen, ... ) houtworm [Lk 01 (1953)] || houtworm, memel [ZND 38 (1942)] III-4-2
houwhamer kaphamel: kaphāmǝl (Kuringen) Tweesnijdende beitel met een handgreep in het midden, gebruikt om metselstenen te bekappen. Zie ook afb. 16. [N 30, 15b; monogr.] II-9
huichelaar schijnheilige: ne schijnheilige (Kuringen) huichelaar (schijnheilige, enz.) [ZND 24 (1937)] III-1-4
huidschilfers pelletjes: pɛləkəs (Kuringen) Schilfers op de huid (pellen, schillen, schubben). [N 109 (2001)] III-1-2
huiduitslag brobbels: broebels (Kuringen) Huiduitslag: plaatselijke verandering van de huid in de vorm van vlekken, pukkeltjes, etc. (uitslag, pukkels, broebels). [N 107 (2001)] III-1-2
huif van de huifkar bâche: baš (Kuringen) Kap van de huifkar. Deze kap wordt over hoepels getrokken, die vooraf op een hooikar gezet worden. [N 17, 10b; S 15; Wi 17; L 27, 32; L 1a-m; monogr] I-13
huifkar bâchekar: baškɛr (Kuringen) Benaming voor een hoogkar waarop men een huif gezet heeft, zodat de kar voor personenvervoer gebruikt kon worden (bijv. bij kerk- en marktbezoek). Soms werd de huifkar ook voor vrachtvervoer, bijv. van meel, gebruikt. Zie ook het lemma molenkar in wld II.3. De huif was een linnen doek die over houten hoepels gespannen werd. Deze hoepels werden op hun beurt tegen de zijkanten van de kar bevestigd. Bovendien hing men aan de kar een trede, die het instappen vergemakkelijkte. [N 17, 10a + 15; N G, 51; JG 1a; S 15; L 27, 33; L 1a-m; R 3, 61; monogr.] I-13
huis, woning huis: hoͅu̯s (Kuringen) huis [ZND 34 (1940)] III-2-1
huishouden huishouden: hoͅu̯shāgə (Kuringen) Wat een armzalig huishouden [ZND 32 (1939)] III-2-1