24376 |
huisjesslak |
karakol:
karrekol (P057p Kuringen),
slak:
slek (P057p Kuringen)
|
slak, huisjesslak [ZND 06 (1924)]
III-4-2
|
24172 |
huismus, mus |
mus:
møs (P057p Kuringen, ...
P057p Kuringen)
|
mus [ZND 01 (1922)], [ZND 14 (1930)]
III-4-1
|
17997 |
huiveren |
bibberen:
bibberen (P057p Kuringen, ...
P057p Kuringen)
|
Huiveren (beven, rillen van de kou of van schrik) [ZND 21 (1936)] || huiveren (beven, rillen van de kou of van schrik) [ZND 27 (1938)]
III-1-2
|
19886 |
huurhuis |
gehuurd huis:
gehierd hoas (P057p Kuringen)
|
huurhuis [ZND 27 (1938)]
III-2-1
|
21333 |
huurpenning |
werdel:
WNT: werdel - wordel, weerdel, werrel, warrel, weddel -, 1) Spinschijfje, b) Een derg. voorwerp als onderpand of teeken van contract gegeven bij het aangaan van een dienstverplichting (en bij feitelijke indiensttreding omgeruild tegen het drinkgeld, de godspenning vand. ook: drinkgeld, fooi, godspenning.
wijònel (P057p Kuringen),
wjōͅədəl (P057p Kuringen)
|
Hoe noemt men de huurpenning (geldstuk door boeren aan dienstpersoneel gegeven bij t huren)? [ZND 16 (1934)]
III-3-1
|
19089 |
iemand uitschelden |
uitmaken:
iemand aotmake (P057p Kuringen),
verwijten:
iemand verwijte (P057p Kuringen)
|
Op iem. schelden, iem. uitschelden. Geef de gemeenzame uitdrukkingen op en zet tussen twee haakjes welke als "gemeen"of "plat"beschouwd worden. [ZND 34 (1940)]
III-1-4
|
21563 |
ijken |
ijken:
de gewichten eeken (P057p Kuringen),
nakijken:
de gewichten nao kieke (P057p Kuringen)
|
De gewichten ijken"(de gewichten van de winkeliers nazien of ze nog juist zijn). [ZND 36 (1941)]
III-3-1
|
22756 |
ijsbaan |
sleur:
sleeər (P057p Kuringen)
|
Een slierbaan (glijbaan op het ijs). [ZND 06 (1924)]
III-3-2
|
25154 |
ijspegel |
kegeltje ijs:
kegelke ijs (P057p Kuringen)
|
ijskegel [ZND 36 (1941)]
III-4-4
|
18913 |
ijver |
ijver:
hee hit vèel iever (P057p Kuringen),
heei het veeil iever (P057p Kuringen)
|
Hij heeft veel ijver. [ZND 36 (1941)]
III-1-4
|