23215 |
klepel |
klepel:
de kleupel van de klok (P187a Kuttekoven)
|
De klepel van de klok. [ZND 28 (1938)]
III-3-3
|
21337 |
kletswijf |
babbeldoos:
babbeldoas (P187a Kuttekoven)
|
Hoe heet een vrouw die veel babbelt [ZND 27 1938)]
III-3-1
|
25029 |
kleurx |
kleur:
klør (P187a Kuttekoven, ...
P187a Kuttekoven)
|
kleur [ZND 01 (1922)], [ZND 28 (1938)]
III-4-4
|
18065 |
klierziekte |
klieren:
De meeste informanten vertalen enkel het zinnetje hij heeft klieren (in de hals) zonder een speciale benaming voor deze klieren op te geven.
klīre (P187a Kuttekoven)
|
hij heeft klieren (in de hals). Bestaat hiervoor een speciale volksnaam ? [ZND 28 (1938)]
III-1-2
|
33675 |
kluit aarde |
klot:
klǫt (P187a Kuttekoven)
|
[N 27, 36; S 18; R 3, 8; L 28, 8; L 28, 9; L 1a-m; L B2, 290; ALE 257; Vd.; monogr.]
I-8
|
17921 |
knellen |
pitsen:
pitse (P187a Kuttekoven)
|
die schoenen knellen mij (doen pijn) [ZND 28 (1938)]
III-1-2
|
18174 |
knellen, gezegd van schoenen |
pitsen:
pitse (P187a Kuttekoven)
|
die schoenen knellen mij (doen pijn) [ZND 28 (1938)]
III-1-3
|
17677 |
knie |
knie:
kny (P187a Kuttekoven)
|
knie [ZND 28 (1938)]
III-1-1
|
18874 |
kniezen |
grozen:
hīj is alted ont grōzeͅ (P187a Kuttekoven)
|
Hij is altijd aan t kniezen (ontevreden, morren). [ZND 28 (1938)]
III-1-4
|
17920 |
knijpen |
pitsen:
pitse (P187a Kuttekoven)
|
die schoenen knellen mij (doen pijn) [ZND 28 (1938)]
III-1-2
|