e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kuttekoven

Overzicht

Gevonden: 310
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
knipogen een oog pitsen: ən ō.g pitšĕ (Kuttekoven) knipogen (een oog dichtdoen als teken van verstandhouding) [ZND 28 (1938)] III-1-1
knoflook look: louk (Kuttekoven) look [ZND 01 (1922)] I-7
knorrepot graspot: grōspoͅt (Kuttekoven) Wat een knorrepot ! (Het echte dialectwoord opgeven). [ZND 28 (1938)] III-1-4
knuppel, knots stok: stēͅk (Kuttekoven) hoe heet een korte dikke stok, b.v. om noten af te werpen. [ZND 28 (1938)] III-1-2
koe koe: kau̯ (Kuttekoven), kø̜i̯ (Kuttekoven) Volwassen vrouwelijk rund, in de regel een rund dat één of meerdere keren gekalfd heeft. Zie afbeelding 5. Op de kaart is het woordtype koe niet opgenomen. [JG 1a, 1b; A 3, 37; A 4, 11; Gwn V, 2a; L 1a-m; L 4, 37; L 5, 27b; L 7, 61b; L 14, 26 en 88; L 20, 11; L 27, 5 en 57; L 29, 44; L 38, 44; L 40, 21b; L 44, 16, 21a en 39; R 12, 29; R (s] I-11
kom komp: koͅu̯mp (Kuttekoven, ... ) een kom, twee kommen (rond en diep) [ZND 01 (1922)], [ZND 28 (1938)] III-2-1
koning koning: k"ning (Kuttekoven) koning [ZND 28 (1938)] III-3-1
koor koor: de kār van de kēͅek (Kuttekoven) Het (of de?) koor van de kerk. [ZND 28 (1938)] III-3-3
koorts koorts: kots (Kuttekoven) hij heeft (de) koorts [ZND 28 (1938)] III-1-2
kopje jatte (fr.): djats (Kuttekoven), komp: kūmp (Kuttekoven), tas: tās (Kuttekoven) kopje, tas [ZND 28 (1938)] III-2-1