21531 |
hebben |
hemmen:
heͅmən (K314p Kwaadmechelen)
|
hebben [ZND A1 (1940sq)]
III-3-1
|
19534 |
hecht van een mes |
handhaaf:
eerste a middellang, tweede lang
hānthāf (K314p Kwaadmechelen)
|
handvat van een mes (hecht, heft) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
21285 |
heer |
heer:
i.ər (K314p Kwaadmechelen)
|
heer [RND]
III-3-1
|
24607 |
heermoes |
paardestaart:
pɛ̄ǝrǝstat (K314p Kwaadmechelen)
|
Equisetum arvense L. Zeer algemeen voorkomend onkruid uit de paardestaart-familie (Equisetum L.) op bouwland, grasland, tuinen en bermen met een rechtopstaande holle stengel, die geleed is en gemakkelijk uiteen te trekken. Op de grens van de afzonderlijke leden bevindt zich een krans van schubben, die de bladeren vertegenwoordigen. Deze sporenplant bloeit van april tot mei en varieert in hoogte van 10 tot 80 cm. In het algemeen bekender onder de familienaam paardestaart. L 214a: "De volksmond zegt dat onderaan de wortel van de katǝstart een gouden knøpkǝ zit." L 250: "Gedroogde blaadjes worden als medicinale thee gebruikt bij pijnlijke urinelozing." De samenstellingen met -staarts zijn verschoven vormen van staart; vergelijk het lemma Ploegstraat in aflevering I.1, blz. 62. [A 17, 5; A 49B, 4; monogr.]
I-5
|
18015 |
hees, schor |
hees:
hiejes (K314p Kwaadmechelen),
hiesch (K314p Kwaadmechelen),
hījəs (K314p Kwaadmechelen)
|
hees [ZND A2 (1940sq)] || hij is hees (zijn stem is weg) [ZND 26 (1937)] || schor, schor zijn [ruigsen, hees, gees zijn] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
20129 |
heet, hitsig |
vuil:
vø͂ͅl (K314p Kwaadmechelen)
|
heet, hitsig [Goossens 1b (1960)]
III-2-1
|
19447 |
heg, haag |
haag:
hōͅx (K314p Kwaadmechelen),
hofhaag:
hoͅfhōͅx (K314p Kwaadmechelen)
|
Omheining bestaande uit geschoren kreupelhout of struikgewas (heg, haag, hoftuin) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
24168 |
heggenmus |
koolmusje:
doorgaans Frings, soms eigen spelling
kølmøskə (K314p Kwaadmechelen)
|
heggemus (14,5 overal bekend; grauw, zit graag onder en in heggen; nestje heeft mos binnenin; blauwe eitjes; zang helder krinkelend, ook s winters [N 09 (1961)]
III-4-1
|
19539 |
heibezem |
borstel:
rijshout of brem
bø̞sl (K314p Kwaadmechelen),
heibezem:
voor binnenshuis
haaibessem (K314p Kwaadmechelen)
|
bezem [RND] || bezem gemaakt van heitakjes (heiwasser, heibezem) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
24946 |
heilaarde, dichte zwarte grond |
schurft:
sxørəft (K314p Kwaadmechelen)
|
zwarte, ondoordringbare aarde [schurft, heilaarde] [N 81 (1980)]
III-4-4
|