e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kwaadmechelen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
heukelingen spreiden breken: [breken] (Kwaadmechelen) Het uiteengooien van de kleinste soort hoopjes, zodat ze verder kunnen drogen. Het voorwerp van de overgankelijke werkwoorden is steeds: heukelingen. ø...ŋ wijst op identieke antwoorden als in het lemma ''zwaden spreiden''.' [N 14, 105; JG 1a, 1b; A 34, 1; monogr.] I-3
heup heup: heup (Kwaadmechelen), høp (Kwaadmechelen) de heup (zijde van het lichaam) [ZND 26 (1937)] || heup [N 10b (1961)] III-1-1
heuvel berg: bɛrx (Kwaadmechelen), bergje: bɛrxskǝ (Kwaadmechelen), heuveltje: høvǝlkǝ (Kwaadmechelen) Een kleine verhevenheid in het landschap. [L 34, 22] I-8
heuvel, kleine hoogte berg: een berg (Kwaadmechelen), bult: bølt (Kwaadmechelen), heuvel: høvəl (Kwaadmechelen), hoog land: huəx lānt (Kwaadmechelen), hoog veld: huəx fɛlt (Kwaadmechelen) heuvel [ZND 34 (1940)] || heuvel, natuurlijke verheffing van de aardbodem, lager dan een berg [bult] [N 81 (1980)] || hoogte, vlak stuk land dat hoger gelegen is dat het omliggende land [verhoogsel] [N 81 (1980)] III-4-4
hiel vessem: vessem (Kwaadmechelen), vɛssəm (Kwaadmechelen) hoe heet het achterdeel van de voet (fr. talon) [ZND 29 (1938)] III-1-1
hielstuk van een schoen contrefort (fr.): konʔrəfeͅr (Kwaadmechelen), kóͅnʔrəfaor (Kwaadmechelen), vessem: veͅsəm (Kwaadmechelen) hielstuk [konterfort[ [N 24 (1964)] III-1-3
hijgen jagen: jǭgǝ (Kwaadmechelen) [JG 1a, 1b] I-11
hijgen naar adem, reutelen naar zijn laatste asem pikken: hij piekt nao zenne leste assem (Kwaadmechelen) Hoe zegt men van een stervende, die naar adem hijgt of reutelt? [ZND 41 (1943)] III-2-2
hik hik: den hik (Kwaadmechelen) hik [hibbik, hikkepik, hippik] [N 10 (1961)] III-1-2
hinkelen hinkelen: /  hinkelen (Kwaadmechelen) / [SND (2006)] III-3-2