e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kwaadmechelen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hommel hommel: IPA  hoͅməl (Kwaadmechelen) Hoe noemt u een soort bij: groot, breed gebouwd en meestal kleurig behaard (bruinrood of geel) (hommel) [N 83 (1981)] III-4-2
homp brood fomp: fump (Kwaadmechelen) homp; Hoe noemt U: Een dik stuk brood (homp, fomp, facht, hoft, knods, knoft, kreeuw) [N 80 (1980)] III-2-3
homp, brok, klont klot: klot (Kwaadmechelen) kluit [ZND 28 (1938)] III-4-4
hond hond: hont (Kwaadmechelen, ... ) hond [Goossens 1b], [Goossens 1b (1960)] III-2-1
hondenhok hondkot: hoͅntkoͅt (Kwaadmechelen) hondenhok [ZND 38 (1942)] III-2-1
honger hebben honger hebben: honger hemme (Kwaadmechelen), k hèm honger (Kwaadmechelen) honger hebben [schrok hebbe] [N 10 (1961)] || hongerig [greeg] [N 10 (1961)] III-2-3
honing honig: hønek (Kwaadmechelen) Produkt door de bijen uit bloemvocht of nectar bereid en afgezet in de cellen van de raten. Honing is een zoete stof die door mensen als voedingsmiddel wordt gebruikt. [N 63, 43b; N 63, 111; L 1a-m; L 35, 105; S 14; S 38, JG 1a+1b; JG 2b-5; Ge 37, 128; A 9, 8; monogr.] II-6
hoofd kop: kop (Kwaadmechelen), kup (Kwaadmechelen), mijn kop is te groot  kop (Kwaadmechelen) [N 10 (1961)]een kop [ZND A1 (1940sq)] || hoofd [N 10b (1961)] III-1-1
hoofd (spotnamen) kei: ik zal u eens tegen uwe kaai slagen  kaai (Kwaadmechelen), tutsenbol: tutsebol (Kwaadmechelen) [N 10 (1961)] III-1-1
hoofdbalken van de eg balken: bálǝʔǝn (Kwaadmechelen) De rechte of lichtelijk gebogen, zwaardere balkjes van het egraam, die door de lichtere scheien op een bepaalde afstand van elkaar gehouden worden. Meestal zijn - vooral bij de vierhoekige eg - in deze balken de tanden aangebracht. Voor de plaatsen waar men voor de hoofdbalken van de eg geen aparte term gebruikt, zie men het vorige lemma. [JG 1a + 1b; N 11, 69a; N 11A, 155a; monogr.] I-2