21498 |
inkt |
inkt:
da⁄s blaoen enk (K314p Kwaadmechelen)
|
Blauwe inkt. [ZND 36 (1941)]
III-3-1
|
26785 |
inkuilen |
graven:
grūvǝ (K314p Kwaadmechelen)
|
De aardappelen worden met de slagkar van het veld naar de boerderij vervoerd en daar op een droge plaats voorlopig opgeslagen om uit te wasemen. Vroeger gebeurde dit in de kelder onder de bakoven (zie aflevering I.6 over de bedrijfsgebouwen van de boerderij). Tegen de winter worden de aardappelen ingekuild, dat wil zeggen in een aardappelkuil of -groeve gestort. De algemene benamingen voor deze handeling staan in dit lemma bijeen. Zie verder het lemma Aardappelkuil, -Groef. [N 12, 28; JG 1a, 1b; S 16; monogr.; add. uit N 12, 29; L 1, a-m; S 19]
I-5
|
33182 |
inleggen (in een voor) |
inleggen:
enlęŋǝn (K314p Kwaadmechelen),
zetten:
zętǝ (K314p Kwaadmechelen)
|
Voor de fonetische documentatie van de typen poten en planten zie het lemma Poten; het verspreidingsgebied van zetten in dit lemma komt niet overeen met dat in het lemma Poten; het type is hier dan ook gedocumenteerd. [N 12, 11; JG 1a, 1b; monogr.]
I-5
|
25607 |
inschieten |
inschieten:
enschiʔǝ (K314p Kwaadmechelen),
inschieten (K314p Kwaadmechelen)
|
Het deegbrood in de oven plaatsen. Een bij het werkwoord opgegeven object "brood", "deeg" e.d. wordt niet gedocumenteerd evenmin de bepaling "in de oven". [N 29, 45a; L 40, 13b; N 29, 30b; monogr.; OB 2, 2d]
II-1
|
25236 |
inslaan, van de bliksem gezegd |
doorslaan:
doorslaon.
døͅjərgəsloͅgə (K314p Kwaadmechelen),
inslaan:
opslaon.
ungəsloͅgə (K314p Kwaadmechelen)
|
inslaan, gezegd van de bliksem [afvellen] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
25589 |
invetten |
smeren:
smējǝrǝ (K314p Kwaadmechelen)
|
Blik, vorm of plaat invetten om aankleven van het deeg te voorkomen. [N 29, 38a; monogr.]
II-1
|
25626 |
inzakken of inzakking |
zakken:
zakt (K314p Kwaadmechelen)
|
Het inzakken of de inzakking van het brood, ontstaan doordat de deegpunten niet over elkaar vallen. In dit lemma komen verschillende grammaticale categorieën voor. [N 29, 71; monogr.]
II-1
|
21562 |
italiaan |
italiaan:
da⁄s n⁄Italjaen (K314p Kwaadmechelen)
|
Dat is een Italiaan. [ZND 36 (1941)]
III-3-1
|
18705 |
jacquetjak |
jacquet (<fr.):
jakét (K314p Kwaadmechelen),
jak:
jak (K314p Kwaadmechelen)
|
jak in jacquetvorm [seketjek] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18566 |
jacquetpak |
jacquet (<fr.):
žəkeͅt (K314p Kwaadmechelen)
|
jacquetkostuum, bestaande uit zwarte slipjas, vest en gestreepte broek [sjeket, seket] [N 23 (1964)]
III-1-3
|