e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kwaadmechelen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
koffiepot cafè-pot: kafipoͅt (Kwaadmechelen) pot waarin koffie wordt gezet [N 20 (zj)] III-2-1
koken (intr.) koken: kōən (Kwaadmechelen), kóóʔn (Kwaadmechelen) koken [RND], [ZND 04 (1924)] III-2-3
kokmeeuw meeuw: doorgaans Frings, soms eigen spelling  miəf (Kwaadmechelen) kokmeeuw (38 zeer bekend; witte vogel met s zomers bruinzwarte kop; in grote troepen op en rond allerlei water; in de stad ook daarvandaan; schreeuwerige vogel; vooral in de grote broedkolonies; aan Schelde en Maas komen nog meer, meest grotere soorten [N 09 (1961)] III-4-1
kolblei maankarp: IPA  moͅnkarəp(ər) (Kwaadmechelen), platte (een -): IPA  plaʔən (Kwaadmechelen) De kolblei lijkt op de brasem maar is bleker van kleur (blei, bliek, kapmes, kalfoog, platte, platter) [N 83 (1981)] III-4-2
kolgans wilde gans: doorgaans Frings, soms eigen spelling  weldə gāns (Kwaadmechelen) kolgans (± 70 witte kol, zwarte borststrepen; vaak tussen andere soorten [N 09 (1961)] III-4-1
kolonel kolonel: n ⁄kolonel (Kwaadmechelen) Kolonel. [ZND 36 (1941)] III-3-1
kom kom: kum (Kwaadmechelen, ... ) een kom, twee kommen (rond en diep) [ZND 01 (1922)], [ZND 28 (1938)] III-2-1
komen komen: kōm (Kwaadmechelen), kōmən (Kwaadmechelen) komen [RND], [ZND A1 (1940sq)] III-1-2
komkommer komkommer: koemkoemmer (Kwaadmechelen) [ZND 41 (1943)] I-7
konijn konijn: kərnēͅn (Kwaadmechelen), pl.  kərnēͅnə (Kwaadmechelen), uit: (de vellen van) konijnen; niet: konijnenvellen  konijn (Kwaadmechelen) konijn [ZND 29 (1938)] || konijn(tje) [Goossens 1b (1960)] III-2-1