e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kwaadmechelen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
ledikant bed: beͅt (Kwaadmechelen) Verplaatsbaar bed (i.p.v. een bedstee) (bed, krib, ledikant) [N 79 (1979)] III-2-1
leeftijd, ouderdom ouderdom: averdoem (Kwaadmechelen), averdom (Kwaadmechelen) ouderdom; op zijn ouderdom [ZND 40 (1942)] III-2-2
leeg, gezegd van een noot boos: IPA, omgesp.  buəs* (Kwaadmechelen), leeg: verzamelfiche ook mat. van ZND 1 (a-m)  lege neut (Kwaadmechelen) leeg, gezegd van een noot waar niets in zit (leeg, doof, loos). [N 82 (1981)] || loze noot [ZND 30 (1939)] I-7, III-2-3
leegloper leegloper: ook materiaal znd 30, 4  leegloeper (Kwaadmechelen) leegloper [ZND 01 (1922)] III-1-4
leest leest: lɛst (Kwaadmechelen) De pasvorm, meestal van beukenhout, waaraan men de schoenen maakt. "De leest waarop de schoen gemaakt wordt, moet als het ware net een afgietsel zijn van de voet, en voor wat de stand aangaat, geschikt zijn volgens de hoogte der hiel waarvoor hij zal gebruikt worden" (Dierick, pag. 7). [N 60, 185a; N 60, 244a; L 1a-m; L 30, 8; S; monogr.] II-10
leeuw leeuw: ne lieëf (Kwaadmechelen) Leeuw. [ZND 30 (1939)] III-3-2
leeuwenbek konijnensnuitje: -  konijnesneijtjes (Kwaadmechelen), konijnesnuitjes (Kwaadmechelen) grote leeuwebek [ZND 40 (1942)] III-4-3
leggen leggen: leŋən (Kwaadmechelen) leggen [ZND A1 (1940sq)] III-1-2
legnest hennennest: henǝnęst (Kwaadmechelen), legnest: lęxnęst (Kwaadmechelen), nest: nęst (Kwaadmechelen) Het nest waarin de kippen hun eieren leggen. Est is door metanalyse uit nest ontstaan. [N 19, 32; A 48, 16e; monogr.; add. uit S 25] I-6
leiden leiden: lān (Kwaadmechelen) De koe laten paren. [N 3A, 30a; JG 1a, 1b; monogr.] I-11