24674 |
lork |
lariks:
IPA, omgesp.
larik (K314p Kwaadmechelen)
|
De lariks (die s winters zijn naalden verliest) (lariks, lork, laris, lurk). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
34008 |
losgetuigd leiden |
los paard:
lus pēi̯ǝt (K314p Kwaadmechelen)
|
Een paard zonder zadel en niet tussen berries leiden met de teugel. [N 8, 101c]
I-10
|
18697 |
losse linnen halsboord |
colletje (<fr.):
koͅlə’ə (K314p Kwaadmechelen)
|
halsboord, losse linnen ~ [beurdje, hemdsband] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18699 |
losse manchet |
manchet:
mašeͅt (K314p Kwaadmechelen)
|
manchet, los [hemdsband, toet] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
33365 |
losse voerbak voor runderen |
koeienkuip:
køi̯kø̜̄p (K314p Kwaadmechelen),
krib:
krep (K314p Kwaadmechelen)
|
Een losse bak of kuip waarin men het voer aan de koeien voorzet. Bedoeld wordt een bak waar meer dan één rund uit eet (en soms ook drinkt). Waar deze draagbare en ouderwetse bak niet (meer) bekend is, werden benamingen voor de vaste voerbak opgegeven (krib, trog en hun samenstellingen). Oorspronkelijk diende de krib voor het droge voedsel voor runderen en paarden en de trog voor het natte voedsel voor de varkens, maar in de praktijk lopen de termen dooreen. Sommige opgaven betreffen mogelijk ook het vak voor één koe van de in vakken verdeelde voerbak. Vergelijk de lemmata "voer- en drinkgoot" (2.2.14) en "vaste voer- en drink- en voerbak, krib" (2.2.15). [N 5A, 37c; N 18, 130; monogr.]
I-6
|
18317 |
losse zak onder de rok |
tas:
tes (K314p Kwaadmechelen),
tès (K314p Kwaadmechelen)
|
tas, losse ~, zak of buidel die onder de rok wordt gedragen [N 24 (1964)]
III-1-3
|
17687 |
luchtpijpen |
loospijpen:
loewespijpen (K314p Kwaadmechelen)
|
luchtpijpen [loospiepe] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
25217 |
luchtx |
lucht:
ps. omgespeld volgens Frings.
luxt (K314p Kwaadmechelen, ...
K314p Kwaadmechelen)
|
lucht [ZND 01 (1922)], [ZND 04 (1924)]
III-4-4
|
21346 |
lui (lieden) |
mensen:
də mensən zeͅ vandōͅg aləmōͅl bø͂ͅtən op t felt ōͅn t mēͅjən (K314p Kwaadmechelen),
mĭsə (K314p Kwaadmechelen),
mi͂.nsən (K314p Kwaadmechelen),
geen k bij rijke
rij-ə minschen (K314p Kwaadmechelen)
|
De mensen zijn vandaag alle buiten op het veld en maaien. Mensen of lieden of lui enz. [ZND 04 (1924)] || mensen [RND] || Rijke lieden [ZND 30 (1939)] || volk [RND]
III-3-1
|
18878 |
luid schreien |
blaten:
ook materiaal znd 28, 53
blēͅtən (K314p Kwaadmechelen)
|
luid schreien, krijten [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|