23217 |
luiden |
luiden:
de klok luiën (K314p Kwaadmechelen),
løən (K314p Kwaadmechelen)
|
De klok luiden. [ZND 30 (1939)] || Luiden. [ZND A2 (1940sq)]
III-3-3
|
23252 |
luiden voor de mis |
luiden voor de mis:
’t led ver de mis (K314p Kwaadmechelen)
|
Het luidt voor de mis. [ZND 30 (1939)]
III-3-3
|
20478 |
luier |
pisvod:
pisvot (K314p Kwaadmechelen)
|
luier [winjel, luur, kindsdoek, pisdoek, huik] [N 25 (1964)]
III-2-2
|
20281 |
luiermand |
luierkorf:
Zie ook de lemmata "kindskorf/bakermand"in WBD 8 en "luiermand"in WLD 12; cf. WNT s.v. "korf - kurf
lòjərkurf (K314p Kwaadmechelen)
|
korf; Welke verschillende namen voor verschillende korven kent uw dialect? Geeft u een zo volledig mogelijke opsomming [N 20 (zj)]
III-2-2
|
18640 |
luifel? [idem?] |
pliss (fr.):
pləsè (K314p Kwaadmechelen)
|
luifel: fijngeplooide voorhoofdsluifeltje van de grote witte muts {afb} [plojje, kentje] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
19029 |
luilak |
lamzak:
ook materiaal znd 30, 42 (luiaard)
lamzak (K314p Kwaadmechelen),
lui beest:
ook materiaal znd 30, 42 (luiaard)
luibieëst (K314p Kwaadmechelen),
lui kalf:
ook materiaal znd 30, 42 (luiaard)
luikalf (K314p Kwaadmechelen),
luierik:
ook materiaal znd 30, 42 (luiaard)
luierik (K314p Kwaadmechelen)
|
luilak [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
17734 |
luisteren |
luisteren:
goet ləstəren (K314p Kwaadmechelen),
løstərṇ (K314p Kwaadmechelen)
|
goed luisteren [ZND 30 (1939)] || luisteren [N 10b (1961)]
III-1-1
|
31582 |
luns |
leun:
l ̇ø̄n (K314p Kwaadmechelen)
|
Metalen spie die door een gat in het uiteinde van de wagenas wordt gestoken om te verhinderen dat het wiel van de as kan afdraaien. Zie ook afb. 216. [N G, 50c; N 17, 63; JG 1a; JG 1b; Wi 13, add.; L 39, 22, add.; div.]
II-11
|
31583 |
lunsschijf |
rondelle:
ronde̜l (K314p Kwaadmechelen)
|
Ronde, met het wiel meedraaiende schijf tussen naaf en luns die de naafbus afsluit zodat er tijdens het rijden geen vet of smeer verloren gaat en er geen vuil de naafbus kan binnendringen. Bij modernere, metalen fabrieksassen werd de lunsschijf vervangen door een metalen, dopvormige moer die op de as wordt geschroefd en met behulp van een luns tegen losdraaien wordt vastgezet. Van der Kloes en Van Helden (pag. 21) noemen dit type naafbus halfpatentbus. [N G, 50b; N 17, 64]
II-11
|
20566 |
lurken |
lurken:
lørəʔə (K314p Kwaadmechelen)
|
lurken; Hoe noemt U: Hoorbaar zuigen aan een pijp (lurken) [N 80 (1980)]
III-2-3
|