17724 |
nieuwsgierig kijken |
polken:
polken (K314p Kwaadmechelen)
|
kijken: nieuwsgierig kijken [blieke, spitsmoele] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
18122 |
nijdnagel |
nijnagel:
neͅnoͅgəl (K314p Kwaadmechelen),
nijnaogəl (K314p Kwaadmechelen),
nijwortel:
nijiwuëtel (K314p Kwaadmechelen)
|
ik heb een nijdnagel (waar de huid langs de vingernagel inscheurt) [ZND 31 (1939)] || stroopnagel (ingescheurd vlees aan de nagelrand) [N 10b (1961)]
III-1-2
|
20752 |
niknak |
niknakje:
Syst. IPA
neknakskəs (K314p Kwaadmechelen)
|
Koekjes in de vorm van speelgoedfiguurtjes, voor kinderen (niknak?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20504 |
nippen |
slurpen:
slørəpə (K314p Kwaadmechelen)
|
Hoe noemt U: Met kleine beetjes drinken (pisen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
34478 |
nog in het ei zittend kipje |
kiekje:
kekskǝ (K314p Kwaadmechelen)
|
[N 19, 40a]
I-12
|
25560 |
nog niet uitgerezen deeg |
niet gegaan:
niet gegaan (K314p Kwaadmechelen)
|
[N 29, 26a; monogr.]
II-1
|
19455 |
noodbed, kermisbed |
brits:
brits (K314p Kwaadmechelen, ...
K314p Kwaadmechelen),
paljas:
paljas (K314p Kwaadmechelen, ...
K314p Kwaadmechelen)
|
Bed dat in tijd van nood op de grond wordt opgemaakt (kermisbed, paljas, paljas parterre) [N 79 (1979)] || noodbed, kermisbed [ZND 40 (1942)]
III-2-1
|
21122 |
noten afslaan |
afslagen:
afslaegen (K314p Kwaadmechelen),
rammelen:
IPA, omgesp.
ramələ (K314p Kwaadmechelen),
slagen:
IPA, omgesp.
slāgə (K314p Kwaadmechelen)
|
noten afslaan [ZND 36 (1941)] || Noten afslaan (boeken, beuken slaan, rammelen, sloesteren). [N 82 (1981)]
III-2-3
|
33501 |
notendop |
schulp:
IPA, omgesp.
sxøləp* (K314p Kwaadmechelen)
|
De harde huid van een noot (bast, bolster, sloester, schaal, hulster, boost, bluster, boets, schulp, schelp, snoester). [N 82 (1981)]
I-7
|
18334 |
nylonkous |
nylonkous:
nellonkèùse (K314p Kwaadmechelen),
nelonkøͅsə (K314p Kwaadmechelen)
|
nylonkousen [N 24 (1964)]
III-1-3
|