e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kwaadmechelen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
opnieuw beginnen opnieuw beginnen: opnift beginnen (Kwaadmechelen, ... ), opternieuw beginnen: oppernift beginnenn (Kwaadmechelen), vanher beginnen: van haar beginnen (Kwaadmechelen) opnieuw beginnen: veel dialecten kennen nog andere woorden dan opnieuw [ZND 40 (1942)] III-1-4
opnieuw wannen triēren: triē̜rǝ (Kwaadmechelen) Als men uit het gezuiverde graan het beste zaad wil halen dat zal dienen als zaaigraan, moet men opnieuw wannen. Men draait de wanmolen dan vlug rond zodat al het fijnere graan wegvliegt. Soms gebeurt dit niet met de wanmolen, maar door het graan te zeven; zie het lemma ''zeven met de handzeef'' (6.3.11). De omschrijvende opgaven met behulp van het heteroniem van het lemma wannen, zoals nog eens doordraaien, of voor de tweede keer doorjagen, zijn hier niet opgenomen. [JG 1a, 1b -gedeeltelijk-] I-4
opper grote opper: grūu̯ǝtǝ ǫpǝr (Kwaadmechelen), opper: ǫpǝr (Kwaadmechelen) De grootste soort hooihoop in het veld. [N 14, 112 en 111 add.; JG 1a, 1b, 2c; A 10, 20; A 16, 3b; A 42, 20b; L 38, 38b; monogr.] I-3
opperhuid vel: veͅl (Kwaadmechelen) opperhuid [N 10 (1961)] III-1-1
oppoken verluchten: vǝrluxtǝ (Kwaadmechelen) Het vuur oppoken. [N 29, 8a; OB 2, 2b; monogr.] II-1
oprispen opwerpen: opwørəpə (Kwaadmechelen) Hoe noemt men in uw dialekt oprispen, opbreken van eten of drinken? [DC 47 (1972)] III-1-2
opruimen opkuisen: upkøsə (Kwaadmechelen), oprommelen: uproͅmələ (Kwaadmechelen) Opruimen (opruimen, oprommelen, klarantie maken, ontdoen) [N 79 (1979)] III-2-1
opslagplaats voor brood broodkot: broodkot (Kwaadmechelen) Het kan hier gaan om een aparte ruimte voor het opslaan van brood. Daarop wijzen woordtypen als "broodkamer", "broodmagazijn", "broodhok". De informant van L 270 vermeldt inderdaad dat het een ruimte is aansluitend naast de bakkerij. Andere woordtypen als "broodrek", "lader", "broodschap" duiden erop dat deze opslagplaats niet perse een apart vertrek hoeft te zijn. [N 29, 105d; N 29, 105e] II-1
opstaan allez-hop: alē hup (Kwaadmechelen), hop: hup (Kwaadmechelen) Voermansroep om het paard op te doen staan. [N 8, 95j] I-10
opsteken van de schoven opsteken: opstēʔǝn (Kwaadmechelen) Het op de oogstkar laden van de gedroogde schoven. Dit gebeurt door twee personen, de één, de opsteker (zie het lemma ''opsteker'', 5.1.4) steekt de schoven met een oogstgaffel van het hok naar de kar omhoog, waar de ander, de tasser (zie het lemma ''tasser op de wagen'', 5.1.5) de schoven aanneemt en in lagen (zie het lemma ''laag schoven op de wagen'', 5.1.7) op de oogstkar tast. Vergelijk ook het lemma ''hooi opladen'' (5.1.5) in aflevering I.3.' [JG 1a, 1b, 2c; monogr.] I-4