18190 |
pronkveer op een hoed |
veer:
veͅijər (K314p Kwaadmechelen)
|
pronkveer op een hoed [N 25 (1964)]
III-1-3
|
20506 |
proosten |
tutsen:
tøtsə (K314p Kwaadmechelen)
|
proosten; Hoe noemt U: De glazen tegen elkaar aanstoten als teken dat men elkaar veel goeds toewenst (knutsen, klinken, proosten) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
22310 |
proppenschieter |
klots:
klots (K314p Kwaadmechelen)
|
Klakkebus; cilindervormig kinderspeeltuig van vlierhout. [ZND 15 (1930)]
III-3-2
|
19676 |
provisiekast, etenskast |
schap:
sxap (K314p Kwaadmechelen)
|
voorraad- of provisiekast [N 05A (1964)]
III-2-1
|
20911 |
pruim |
pruim:
pruim (K314p Kwaadmechelen)
|
[ZND 34 (1940)]
I-7
|
20568 |
pruimen |
sjieken:
siʔə (K314p Kwaadmechelen)
|
pruimen; Hoe noemt U: Tabak kauwen (pruimen, sikken, sjikken) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
18926 |
prutsen |
prutselen:
prutselen (K314p Kwaadmechelen)
|
prutsen: uitspraak [ZND 40 (1942)]
III-1-4
|
20578 |
pruttelen |
lurken:
lørəʔə (K314p Kwaadmechelen)
|
Hoe noemt U: Snurkende geluiden maken, gezegd van een pijp (smierken, lurken) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
34513 |
pseudovogelpest |
kiekenpest:
kiʔkǝpęst (K314p Kwaadmechelen)
|
Pseudovogelpest, New-Castle ziekte is een virusziekte. Ademnood en zenuwstoornissen zijn de voornaamste kenmerken, ook verdwijnt de leg plotseling bijna helemaal. [N 19, 64]
I-12
|
20651 |
pudding |
pudding:
Syst. IPA
pøde̞ŋ (K314p Kwaadmechelen)
|
Pudding (bodding, podding?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|