17616 |
rechtstaande oren |
fikoren:
fikoeweren (K314p Kwaadmechelen)
|
oor: rechtstaande oren [fikoorkes] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
22810 |
refrein |
refrein:
refrein (K314p Kwaadmechelen, ...
K314p Kwaadmechelen)
|
Een refrein (het steeds terugkerende gedeelte van een lied). [ZND 41 (1943)]
III-3-2
|
30179 |
regels |
richels:
rexǝls (K314p Kwaadmechelen)
|
De horizontale balkjes die tussen de stijlen bevestigd worden. Zie ook afb. 47. De horizontale balk die de hele muurbreedte overspande, werd in Q 97 de 'kettingbalk' ('kęteŋbalǝk') genoemd. De balken werden met behulp van een pen/gat-verbinding aan elkaar bevestigd. De pen noemde men 'kijl' ('kīl'), het aan elkaar bevestigen van de balken 'angen' ('aŋǝ'). Bij de bovengenoemde houtverbinding bedroeg de doorsnede van het gat altijd het derde deel van de totale breedte van de balk. [N 4A, 52b; N 31, 45 add.; monogr.; div.; Vld]
II-9
|
25171 |
regen (alg.) |
regen:
rege (K314p Kwaadmechelen),
regər (K314p Kwaadmechelen)
|
regen [ZND 23 (1937)] || regen in het algemeen [rengel, majem] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
25181 |
regenboog |
regenboog:
regerboog (K314p Kwaadmechelen)
|
regenboog [weerteken] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
25238 |
regenbuitje |
bijsje:
beͅske (K314p Kwaadmechelen)
|
licht regenbuitje [smeer, bui, stoes, getsbui, bies, zauwke] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
25183 |
regenen (alg.) |
regenen:
regere (K314p Kwaadmechelen),
rēgərən (K314p Kwaadmechelen)
|
regenen [ZND A1 (1940sq)] || regenen [sausen, majemen] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
18554 |
regenjas |
permable (<fr.):
vroeger
peͅrmijaləl (K314p Kwaadmechelen),
regenjas:
nu
rèjərjas (K314p Kwaadmechelen),
regenmantel:
damesregenmantel (K314p Kwaadmechelen)
|
damesregenmantel [N 23 (1964)] || regenjas [rusjer, ploensent] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
30537 |
regenpijp |
afvoerbuis:
af˲vȳrbø̜js (K314p Kwaadmechelen),
regenbuis:
regenbuis (K314p Kwaadmechelen)
|
De buis die het regenwater vanuit de dakgoot naar beneden voert. [N 64, 149a; L 24, 23b; L 24, 38; L B1, 160b; monogr.; Vld.]
II-9
|
18712 |
regenpijpen |
moospijpen:
mospeͅpə (K314p Kwaadmechelen),
regenbroek:
rejərbruk (K314p Kwaadmechelen)
|
regenbroek die uit twee delen bestaat [piepe, reegenpiepe] [N 23 (1964)]
III-1-3
|