e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kwaadmechelen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
ring ring: reŋk (Kwaadmechelen) ring [ZND A1 (1940sq)] III-1-3
ringbaard ringbaard: reŋkbowət (Kwaadmechelen) ringbaard [N 10b (1961)] III-1-1
ringen ringen: reŋǝ (Kwaadmechelen), riŋǝ (Kwaadmechelen) Het varken een ring in de neus zetten om het het wroeten te beletten. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; N 70, 9; N 19, 26; N 19, 26, Q 98 add.; monogr.] I-12
ringen, randen verwijderen van peulvruchten ringen/randen afdoen: raŋ avdun (Kwaadmechelen) [Goossens 1b (1960)] I-7
ringmus boommus: doorgaans Frings, soms eigen spelling  buəmøs (Kwaadmechelen) ringmus (14 bijna gelijk aan de huismus, maar chocoladepetje en -plekje op de wang; broedt meer in hol hout; vaak op trek in flinke troepen [N 09 (1961)] III-4-1
riool riool: rioolen (Kwaadmechelen) De dikke buizen onder de grond [ZND 24 (1937)] III-3-1
riviergrondel geufje: IPA  gøͅfkə (Kwaadmechelen) Hoe noemt u de grondel: een zoetwatervisje dat voorkomt in stromend en stilstaand water. Het is langgerekt van vorm en heeft één paar voeldraden aan de bek. Op de rug en flanken is het donker gevlekt en gestippeld met een groene of blauwachtige weerschijn [N 83 (1981)] III-4-2
robinia acacia: IPA, omgesp.  akazia (Kwaadmechelen) De acacia; heeft 10-35 cm. grote varenachtige bladeren samengesteld uit deelblaadjes van 3-5 cm lengte; in het begin van de zomerdraagt de boom hangende bloemtrossen; de takken wijzen soms naar boven (acacia, asdoorn). [N 82 (1981)] III-4-3
rode aalbes sint-jansbessen: IPA, omgesp. De vrucht van een aalbessenstruik (bes, zembes, troskesbes, zeebes, bezing, aalbeer, miemer).  sintjānzbes* (Kwaadmechelen) aalbes [N 82 (1981)] I-7
rode biet rode biet: ruǝi̯ biǝt (Kwaadmechelen) Beta vulgaris L. var. rubra L. Deze bietensoort hoort eigenlijk onder de groenten uit de moestuin, en daardoor in de aflevering over de boerderij en het erf, maar is toch hier ondergebracht vanwege "lexicale nabijheid" met biet, kroot. De knollen met een doorsnee van 8-10 cm worden gekookt en warm of koud als salade gegeten. De knollen en het kookvocht hebben een felle donkerpaarse kleur. [A 4, 26d; A 13, 2a; A 49, 1b; L 20, 26d; monogr.] I-5