33923 |
roskammen |
roskammen:
roskamǝ (K314p Kwaadmechelen)
|
Met borstel en kam - zie het volgende lemma - reinigen. [N 8, 102]
I-9
|
26668 |
rosmolen |
mange (fr.):
ps. omgespeld volgens IPA (RND).
mánēͅsi* (K314p Kwaadmechelen),
manège (fr.):
mǝnēzi (K314p Kwaadmechelen)
|
De oudste machine die voor het dorsen werd gebruikt. Een paard leverde hier de drijfkracht. Algemeen wordt onder manège een constructie verstaan bestaande uit een vertikale as die door een horizontale boom, waar een paard is voorgespannen, in beweging wordt gebracht. Door middel van een kardan-koppeling wordt die draaiende beweging doorgegeven aan een horizontale as die door de wand van de schuur naar een machine werd geleid en deze aandrijfkracht leverde. In dit geval wordt door de rosmolen een trommel aangedreven waarin de halmen gedorst werden. Vergelijk ook het lemma ''rosmolen'' in de aflevering over de molenaarsterminologie, wld II,3, blz. 163.' [N 14, 7; JG 1a, 1b; monogr.] || dorsmachine: draaiend wiel met boom dat door een trekpaard wordt voortgedreven om de dorsmachine te doen werken [N 14 (1962)]
I-4, I-7
|
20955 |
rot |
rot:
IPA, omgesp.
roͅt (K314p Kwaadmechelen)
|
Rot, gezegd van fruit (rotterig, rotsig, rot, meluw). [N 82 (1981)]
III-2-3
|
33534 |
rot, van fruit |
rot:
IPA, omgesp.
roͅt* (K314p Kwaadmechelen)
|
Rot, gezegd van fruit (rotterig, rotsig, rot, meluw). [N 82 (1981)]
I-7
|
33901 |
rotstraal |
rotstraal:
rutstrǭl (K314p Kwaadmechelen),
rotte voeten:
roʔǝ vūʔǝ (K314p Kwaadmechelen)
|
Ziekte bestaande in een rotting van de hoornstraal van de hoef, vooral tengevolge van het onhygiënische omstandigheden op stal zoals het langdurig staan in vochtige mest en urine, waardoor de hoeven verweken. Uit de straalgroeve loopt een wit, stinkend vocht. Als de straallederhuid eveneens wordt aangetast, kan kreupelheid optreden. Zie ook het lemma ''straalkanker'' (7.31). Zie afbeelding 15.' [A 48A, 18; N 8, 90l; N 52, 32c; monogr.]
I-9
|
20896 |
rotten |
rotten:
IPA, omgesp.
roͅʔə (K314p Kwaadmechelen),
verrimpelen:
IPA, omgesp.
vərumpələ (K314p Kwaadmechelen)
|
Rotten en verschrompelen van appels (slijten, uitdrogen, verrompelen, rotte, verfronselen, verslijten, verrimpelen). [N 82 (1981)]
III-2-3
|
33583 |
rotten, van fruit |
rotten:
IPA, omgesp.
roͅʔə* (K314p Kwaadmechelen),
verrumpelen:
IPA, omgesp.
vərumpələ* (K314p Kwaadmechelen)
|
Rotten en verschrompelen van appels (slijten, uitdrogen, verrompelen, rotte, verfronselen, verslijten, verrimpelen). [N 82 (1981)]
I-7
|
20425 |
rouwpoffer/rouwmuts |
rouwmuts:
rāfmøts (K314p Kwaadmechelen)
|
muts met poffer, minder kostbaar of minder uitgedost dan de grote witte muts, die bij rouwgelegenheden wordt gedragen [rouwpoffer] [N 25 (1964)]
III-2-2
|
20447 |
rouwsluier aan een hoed |
voile:
vuəl(ə) (K314p Kwaadmechelen)
|
rouwsluier(s) aan een hoed [N 25 (1964)]
III-2-2
|
21330 |
royaal |
royaal (<fr.):
rejāl (K314p Kwaadmechelen),
mild
roiaal / rəiaal (K314p Kwaadmechelen)
|
Royaal: uitspraak en betekenis (mild, onbekrompen, volop, enz.). [ZND 41 (1943)]
III-3-1
|