e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kwaadmechelen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
sijs sijsje: doorgaans Frings, soms eigen spelling  seͅskə (Kwaadmechelen) sijs (12 groenig, maar man heeft zwart petje en sikje; alleen trek- en wintervogel, dan in dichte danszwermen, meest bij elzen; zeer geliefde kooivogel [N 09 (1961)] III-4-1
sikkel zichel: zexǝl (Kwaadmechelen), zikkel: zikǝl (Kwaadmechelen) Werktuig in de vorm van een halve cirkel met een korte steel dat gebruikt wordt om gras en soms ook wel graan te maaien. In Noord Ned. Limburg is herhaaldelijk opgemerkt: "zelden in handen van boeren ... het is een typisch vrouwengereedschap" (L 270). [N 11, 88; N 18, 79; JG 1a, 1b, 2c; A 4, 28 en 28a; A 14, 7 en 11; A 23, 16.2; L 20, 28; L 42, 46; L 45, 11; Lu 1, 16.2; NE 2, 1; Wi 51; monogr.; add. uit N Q, 11c] I-5
sinaasappel appelsien: appelsien (Kwaadmechelen, ... ) sinaasappel [ZND 40 (1942)] III-2-3
singel singel: seŋǝl (Kwaadmechelen) Riem die het zadel op zijn plaats houdt. Hij is aan de zijkanten van het zadel vastgehecht en wordt onder de buik van het paard door middel van een gesp gesloten. [JG 1a, 1b; N 13, 72; monogr.] I-10
singel voor de paardedeken singel: se ̞ŋǝl (Kwaadmechelen) Riem rond de buik van het paard die dient om de paardedeken op zijn plaats te houden. [N 13, 92] I-10
sint-maarten sint-maarten: sint metten (Kwaadmechelen) Sint-Maarten. [ZND 38 (1942)] III-3-2
sint-pieter te rome sinte-pieter: sinte pieë-er (Kwaadmechelen), sinte pieër (Kwaadmechelen) Sint-Pieter. [ZND 40 (1942)] III-3-3
sintel sintel: seŋəl (Kwaadmechelen) Geheel of halfuitgebrand samengesmolten stuk steenkool (sintel, singel, slak) [N 79 (1979)] III-2-1
sjalot sjalot: žəloͅtən (Kwaadmechelen), IPA, omgesp.  šəloͅt* (Kwaadmechelen) Een sjalot, een soort van kleine ui (sjalot, sjarlot, schaloeneke). [N 82 (1981)] || sjalotten (pl) [Goossens 1b (1960)] I-7
sjees sjees: šis (Kwaadmechelen) Licht en hoog tweewielig rijtuigje voor twee personen met een verstelbare kap. Er is geen aparte bok voor de koetsier. De sjees was voor rijke boeren vaak het voertuig waarmee ze onder meer naar de kerk of naar de stad gingen. De sjees is het bekendste tweewielige rijtuig, vandaar dat de benaming "sjees" ook wel vermeld werd als naam voor het tweewielig rijtuig in het algemeen. [N 17, 5; N 101, 1, 3, 4, 8, 15; N G, 51; L 1a-m; L 36, 70; S 18, 30; monogr] I-13