e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kwaadmechelen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
tabakssap smirk: smirək (Kwaadmechelen) Hoe noemt U: Vuil water in een pijp (smierk, nerrik) [N 80 (1980)] III-2-3
tafel tafel: tōͅfəl (Kwaadmechelen, ... ), toͅu̯fəl (Kwaadmechelen) de tafel afvagen [ZND 32 (1939)] || een schoon tafel krassen (met een spijker, enz.) [ZND 28 (1938)] III-2-1
tafelmes tafelmes: toͅfəlmɛs (Kwaadmechelen) mes dat men aan tafel gebruikt [N 20 (zj)] III-2-1
tak (alg.) tak (mv.): IPA, omgesp.  tøk (Kwaadmechelen) Een twee- of meerjarige twijg (tak, spil, tekker). [N 82 (1981)] III-4-3
takken (coll.) kapruin: IPA, omgesp.  kapraən (Kwaadmechelen) Alle takken samen (griend, kroon, gezwaai). [N 82 (1981)] III-4-3
takken krijgen uitschieten: IPA, omgesp.  øtsxiʔə (Kwaadmechelen) Takken krijgen, gezegd van een boom (takken). [N 82 (1981)] III-4-3
taling taling: doorgaans Frings, soms eigen spelling  toͅleŋ (Kwaadmechelen, ... ) eend: wintertaling (36 klein; bruine kop met groene wangen; broedt hier ook; roep [kruu, kruu] [N 09 (1961)] || eend: zomertaling (38 klein; bruine kop met witte wenkbrauw; broedt minder hier; roep ratelend [N 09 (1961)] III-4-1
tand tand: tānt (Kwaadmechelen) een tand [ZND A1 (1940sq)] III-1-1
tand, tanden tand(en): tānt (Kwaadmechelen  [(mv tan)]  ) Achter het codenummer van de plaats is de meervoudsvorm vermeld. Voor een aantal plaatsen beschikken wij evenwel alleen over de enkel- of meervoudsvorm; deze laatste citeren wij als eerste. [JG 1a, 1b; N 8, 17] I-9
tanden van de hooihark tanden: tan (Kwaadmechelen) De houten pennen die aan beide zijden uit de dwarsbalk van de hooihark steken; zie afbeelding 11, d. Alle opgaven zijn in het meervoud. [N 18, 92d] I-3