25543 |
bloem mengen |
mengen:
meŋǝ (K314p Kwaadmechelen)
|
De verschillende soorten bloem die de bakker koopt, gaat hij mengen met het doel een zo goed mogelijk product te verkrijgen. Hij meleert de verschillende soorten bloem in bepaalde verhoudingen. Dit kan het beste gebeuren in de z.g.n. meleermachine. Men kan niet zo maar de verschillende bloemsoorten bij elkaar storten. Moet men met de hand mengen, dan is vereist de verschillende soorten eerst door elkaar te mengen. Stort men de bloem in de deegmachine , dan moet men deze enkele minuten laten draaien, waardoor men de soorten voldoende mengt (Schoep blz. 38)
II-1
|
25528 |
bloem van zeer harde, droge tarwekorrels |
maniok:
maniǫk (K314p Kwaadmechelen)
|
Over het algemeen kan men zeggen dat harde tarwe buitenlandse tarwe is en inlandse tarwe zachte (Schoep blz. 7). [N 29, 15a]
II-1
|
24629 |
bloembol |
bol:
IPA, omgesp.
boͅl (K314p Kwaadmechelen)
|
Het onderaards, met dikke balden bolvormig bekleed stengeldeel, waaruit een bloem kan groeien; een bloembol (klieste, klister, kleister, bol, bloembol, knol, ajuin). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
25538 |
bloemkist |
bloembak:
blumbak (K314p Kwaadmechelen)
|
De kist of bak waarin de bloem bewaard wordt. [N 29, 17]
II-1
|
24649 |
bloemknop |
bot:
bot (K314p Kwaadmechelen, ...
K314p Kwaadmechelen),
knop:
IPA, omgesp.
knoͅp (K314p Kwaadmechelen)
|
bot, knop [ZND 34 (1940)] || De knop waaruit een bloem groeit (bot, bloembot, bloemknop). [N 82 (1981)] || knop [ZND 34 (1940)]
III-4-3
|
19646 |
bloemperk |
bedje:
beͅdəʔən (K314p Kwaadmechelen),
perk:
peͅrək (K314p Kwaadmechelen),
pɛrək (K314p Kwaadmechelen)
|
[Goossens 1b (1960)] [ZND A1 (1940sq)]perk (bloemperk) [ZND A1 (1940sq)]
I-7, III-2-1
|
21510 |
blussen |
blussen:
blusse (K314p Kwaadmechelen)
|
blussen [ZND 23 (1937)]
III-3-1
|
33507 |
blutsen, van een appel |
tutsen:
IPA, omgesp.
tøtsə* (K314p Kwaadmechelen)
|
Een appel of peer oppervlakkig beschadigen zoda er een zachte plek ontstaat (blutsen, kneuzen, keuzen). [N 82 (1981)]
I-7
|
18143 |
bochel |
bult:
bølt (K314p Kwaadmechelen)
|
bult [ZND A2 (1940sq)]
III-1-2
|
29573 |
bodem |
bodem:
bōm (K314p Kwaadmechelen)
|
De uit planken bestaande bodem van de bak van de kar, wagen of kruiwagen. [N 17, 23 + 45; N 18, 99; N G, 53d; JG 1a; monogr.]
I-13
|