e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kwaadmechelen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vlaams vlaams: vlams (Kwaadmechelen), Vlams (Kwaadmechelen) vlaams [ZND 23 (1937)] || Vlaams; bijvoeglijk naamwoord - [DC 47 (1972)] III-3-1
vlaamse gaai roeter: roeter (Kwaadmechelen, ... ), doorgaans Frings, soms eigen spelling  ruʔər, rutər (Kwaadmechelen) gaai (34 blauwe veertjes in vleugel; kan veertjes opzetten; hele jaar in bossen; soms in troepjes op trek; echte schreeuwlelijk; ook tam te maken [N 09 (1961)] || vlaamse gaai [ZND 01 (1922)] || vlaamse gaai (meerkol) [ZND 34 (1940)] III-4-1
vlaggen vorstrussen: vøstrøsǝ (Kwaadmechelen) Plaggen of zoden die als nokbedekking worden gebruikt. Tegenwoordig wordt de nok vooral afgedekt met behulp van vorstpannen. Zie ook het lemma 'Vorstpan' in wld II.8, pag. 86. [N F, 9; N 4A, 34b] II-9
vlaktex bergje: beͅrəxskə (Kwaadmechelen), blakte: bla⁄tə (Kwaadmechelen) vlakte, vlakke of effen strook land [blakte] [N 81 (1980)] III-4-4
vlam vlam: vlam (Kwaadmechelen) Vuurtong, vlam (vlam, laai) [N 79 (1979)] III-2-1
vlechten vlechten: vleͅx`ən (Kwaadmechelen), vleͅxtən (Kwaadmechelen) vlechten [ZND A1 (1940sq)] III-1-1
vlechtlatten vitlatten: vetlaʔǝ (Kwaadmechelen) Latten die op korte afstand van elkaar verticaal tussen de regels bevestigd worden. Door de latten worden vervolgens de twijgen gevlochten. [N 4A, 53a; N 31, 45d; Vld] II-9
vlechttwijgen vitsstekken: vetsstɛʔǝ (Kwaadmechelen) De twijgen die horizontaal door de vlechtlatten worden gevlochten. [N 4A, 53b; N 31, 45d; monogr.; div.] II-9
vlechtwerk vitsel: vetsǝl (Kwaadmechelen) Het vlechtwerk van latten en twijgen dat in het open vak, gevormd door de horizontale en verticale balken, wordt aangebracht. [N 4A, 53d; N 31, 45c] II-9
vlees- en spieraanzetting links en rechts op de borst kussens: køsǝs (Kwaadmechelen) [N 8, 11; N 8, 31 en 32.2] I-9