e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kwaadmechelen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vleugels in de wanmolen alpen: alǝpǝ (Kwaadmechelen), vleugels: vlø̄gǝls (Kwaadmechelen) De schuingeplaatste plankjes die op een as zijn gemonteerd die wordt aangedreven, waardoor er een windstroom ontstaat, in de wanmolen. [N 14, 45b; JG 1a, 1b, 2c; monogr.] I-4
vliegen, weven van een vlieg ronddraaien: IPA  roͅndroͅə (Kwaadmechelen) Hoe noemt u draaiende bewegingen maken om iemands hoofd, gezegd van een vlieg of mug (weven) [N 83 (1981)] III-4-2
vliegennet vliegengetuig: vlīgǝgǝtø̜̄x (Kwaadmechelen), vliegenkleed: vlīgǝklīǝt (Kwaadmechelen) Fijnmazig net dat over een ingespannen paard wordt gehangen om het tegen vliegen te beschermen. [JG 1a, 1b, 2a, 2b; N 13, 82a] I-10
vliegenraam, hor vliegenraam: vlīgərōͅm (Kwaadmechelen) Vlechtwerk van metaaldraad in een raam gevat dat voor een venster wordt gezet om het binnenvliegen van insekten te beletten (hor, horretje, zeef, draad) [N 79 (1979)] III-2-1
vlieger vlieger: /  vlieger (Kwaadmechelen) / [SND (2006)] III-3-2
vlier klotsboom: gecombineerd met ZND 8 055, idem  klotsboeëm (Kwaadmechelen), klotsboom (Kwaadmechelen) vlierboom (sambucus nigra) [ZND 15 (1930)] III-4-3
vliering vliering: vlereŋ (Kwaadmechelen) Verdieping boven een zolder, onder de pannen, meestal gebruikt als opslagruimte (vliering, scheerzolder, bovenzolder, hanezolder) [N 79 (1979)] III-2-1
vlies in een vrucht vlim: IPA, omgesp.  vløm* (Kwaadmechelen) Het vliesje tussen vruchtvlees en pit bij een appel (blees, vlim). [N 82 (1981)] I-7
vlijns, geelbruine aarde vette grond: vɛ⁄əgrunt (Kwaadmechelen) geelbruine aarde tussen bruine grond en leem in [vlijns, vlijst] [N 81 (1980)] III-4-4
vlinder pepel: pipəl (Kwaadmechelen) vlinder, pepel [RND] III-4-2