e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kwaadmechelen

Overzicht

Gevonden: 3537
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
boerenvlaai grote boerenvlaai: Syst. IPA  gruu̯əʔə būrəvlo̞u̯əi̯ (Kwaadmechelen) Grote boerenvla (vlaam?) [N 16 (1962)] III-2-3
boerenzwaluw, zwaluw zwalf: zwaləvən (Kwaadmechelen), doorgaans Frings, soms eigen spelling  zwalf, zwɛlf (Kwaadmechelen, ... ) boerenzwaluw (19 roodachtig keeltje; zeer puntige vorkstaart; nest van klei en sprietjes binnenin een schuur [N 09 (1961)] || zwaluw (mv.) [RND] III-4-1
boezeroen boezeroen: boezeroen (Kwaadmechelen) boezeroen, blauwlinnen of katoenen (boeren)overhemd [boezeloen, bazeoren, bazzeroel] [N 23 (1964)] III-1-3
bok van het rijtuig schoot: sxuǝt (Kwaadmechelen) Zitplaats voor de koetsier of de voerman. Alleen bij het rijtuig vormt de bok een vast onderdeel. Bij de kar en de wagen wordt soms een plank tussen de berries gelegd die als ge√Ømproviseerde zitplaats dient. Uit vragenlijst N 101, waar gevraagd werd naar de zitplaats van de voerman van een rijtuig, kwamen vrijwel uitsluitend opgaven van het type bok. [N 17, 38a-b + 40 + add; N G, 58d; N 101, 18a; monogr.] I-13
bokking boksharing: boekseering (Kwaadmechelen), boeksərring (Kwaadmechelen), buksəeͅriŋ (Kwaadmechelen) bokking, gerookte haring [ZND 24 (1937)] || haring [ZND 26 (1937)] || haring; Hoe noemt U: Een gerookte haring (massisse, bukkem, boesterin, boksharing) [N 80 (1980)] III-2-3
bolhoed: algemeen bolhoed: bolhoed (Kwaadmechelen) bolhoed [N 25 (1964)] III-1-3
bolhoed: spotnamen pispot: pispot (Kwaadmechelen) bolhoed: spotbenamingen [ketspeng, tiets, hardhoutere] [N 25 (1964)] III-1-3
bolle wangen volle maan: volle maun (Kwaadmechelen) wang: bolle wangen [toetwange, zwabberkaken, volle maan] [N 10 (1961)] III-1-1
bolrijs gaan: gǭn (Kwaadmechelen) De rijsperiode na het opbollen. Bij de rijs op de bol moet men de bollen beschermen tegen afkoeling en tocht om te verhinderen dat de buitenkant der bollen uitdroogt (Schoep blz. 100). [N 29, 35c; N 29, 35a] II-1
bolster van de okkernoot bolster: bolster (Kwaadmechelen), schaal: schal (Kwaadmechelen) bolster (van) [ZND 33 (1940)] I-7