20852 |
wijn |
wijn:
wéén (K314p Kwaadmechelen)
|
wijn [RND]
III-2-3
|
33524 |
wijnstok, wingerd |
druivelaar:
IPA, omgesp.
drøͅvəlɛər* (K314p Kwaadmechelen)
|
De klimplant met handvormige bladeren en groenwitte bloempjes de de wijndruif levert (wijnrank, wingerd, wijger, vijger, wijgert, driveger), [N 82 (1981)]
I-7
|
17667 |
wijsvinger |
wijsvinger:
wijsvinger (K314p Kwaadmechelen)
|
wijsvinger [N 10 (1961)]
III-1-1
|
24461 |
wild konijn (enkelv.) |
konijn (lang/sleept.):
kənɛ̄n (K314p Kwaadmechelen)
|
wild konijn (enkelv.) [DC 55 (1980)]
III-4-2
|
24462 |
wild konijn (meerv.) |
konijnen (kort/stoott.):
kənɛ̄nə (K314p Kwaadmechelen)
|
wild konijn (meerv.) [DC 55 (1980)]
III-4-2
|
24277 |
wilde eend |
blokeend:
mv. bloken; doorgaans Frings, soms eigen spelling
bloͅkeͅnt (K314p Kwaadmechelen)
|
eend: wilde eend (58 overal bekend; groene kop en nek; bruine borst [N 09 (1961)]
III-4-1
|
24278 |
wilde gans |
wilde gans:
doorgaans Frings, soms eigen spelling
weldə gāns (K314p Kwaadmechelen)
|
gans: grauwe gans (± 80 net een tamme gans zonder wit; oranje bek; roep gelijk tamme gans [N 09 (1961)]
III-4-1
|
17576 |
wilde hoofdharen |
struivelhaar:
streuvelhower (K314p Kwaadmechelen)
|
hoofdharen, wilde ~ [vliechhaar] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
24611 |
wilde roos (hondsroos, enz.) |
wilde roos:
verzamelfiche ZND01, a-m; ZND01, u 051 en ZND15, 004; deze laatste ook bij Har Brok
wilde roeës (K314p Kwaadmechelen),
wilde rozelaar:
verzamelfiche ZND01, a-m; ZND01, u 051 en ZND15, 004; deze laatste ook bij Har Brok
wilde rozelaar (K314p Kwaadmechelen)
|
egelantier [ZND 01 (1922)]
III-4-3
|
24873 |
wilde tijm |
tijm:
IPA, omgesp.
tɛm (K314p Kwaadmechelen)
|
Tijm; de blaadjes zijn langwerpig rond en naar achteren omgekruld; wordt in de linnenkast gelegd; ook gebruikt als specerij bij kool, salade en komkommer of in soep gekookt en als geneesmiddel tegen hoest (tamoe, tamus, tijmos, tijmis). [N 82 (1981)]
III-4-3
|